Khichdi (Kitchari): de foto’s van Nick Sethi
Als je foto’s maakt in een exotisch land dan krijg je veel cadeau. De chaos, de drukte en de andere kleding, al het onbekende ziet er onmetelijk aantrekkelijk uit. En vreemd genoeg ziet ook armoede er vaak pakkend uit op een foto. De blik van de toerist, de westerling, de buitenstaander vangt vooral de kleurrijke buitenkant, het cliché van bijvoorbeeld een land als India.
Dit boek puilt uit van de kleurrijke foto’s, ze doen ergens denken aan die foto’s die bij de wereldreiziger ingelijst aan de muur hangen: de Saddhu’s, de portretten van kinderen en andere kleurrijke inwoners, het eten, de drukte. Maar toch zijn ze totaal anders.
Dit voorjaar sprak ik fotograaf Nick Sethi in New York, zijn boek zou binnenkort uitkomen en ik bladerde de dummy samen met hem door. De booklaunch was een maand later gepland bij Donlon in Londen. Mijn aantekeningen van het gesprek ben ik ondertussen, op drie velletjes na, kwijt geraakt. Maar gelukkig ligt zijn boek nu eindelijk op mijn tafel. De cover geeft geen naam of titel maar bestaat uit een compilatie van slecht gedrukte Hinduplaatjes met veel rood en geel, de achterkant is geel waarop de rode letters de benodigde informatie geven, voor wie goed kijkt. De titel KHICHDI (KITCHARI) ontleent Sethi aan de naam van het nationale gerecht van gespleten gele boontjes en basmati rijst dat in iedere streek of plaats weer volgens een eigen recept wordt gekruid en zo eindeloos veel variaties kent.
Het boek gooit je de straat op, midden in de drukte en het is alsof de fotograaf niet wist waar te beginnen, koortsachtig om zich heen kijkend meer indrukken opdoet dan het boek kan bevatten. Het opent met enkele spreads van lachende jongetjes wiens gezichten een beetje zijn vervormd door de lens. Een jongetje met zijn mond wijd,wijd open lijkt wel een kleine boeddha door de glanzende huid waar het licht op valt. Straatkinderen, bijna iedereen die India heeft bezocht komt thuis met vertederende foto’s van straatkinderen. Maar deze foto’s zijn absurdistisch en vol plezier.
Nick Sethi woont in New York, en groeide op in Florida. Toen Nick 17 jaar oud was verhuisden zijn Indiase ouders met het gezin voor een jaar naar India, waar Nick zich moest zien te redden zonder dat hij Hindi sprak. Maar eenmaal in de greep van India was er geen ontsnappen meer mogelijk. In de jaren die volgden reisde Sethi geregeld naar het land van zijn ouders. Op de drie ruitjes pagina’s lees ik mijn restje notities. ’Ik wilde India leren begrijpen, waarom schilderen ze een boom oranje?, wat wordt er precies geofferd?, hoe is het om hier te leven, wat is het moderne India? Als ik mijn moeder vragen stel kan ze me van alles vertellen maar al de tegenstrijdige ervaringen brengen een dieper begrip, misschien is het wel onmogelijk om India werkelijk te begrijpen. Maar alles helpt.’ Sethi vertelt vervolgens over een zesjarig jongetje dat hij op straat tegen kwam en met wie hij aan de praat raakte. Omdat het jochie dialect sprak, communiceerden ze met handen en voeten en grapjes. Nick maakte een foto en de camera bleek een perfecte tool om samen plezier te maken. In de handen van het jongetje Bobicol werd de camera een ander ding, niet gericht op foto’s die later in een boek konden komen of die in een eigen stijl de wereld lieten zien, maar een ding dat ongedwongen en in het moment onderdeel is van het spel. Ze leerden elkaar beter kennen en later ontmoet Nick zijn familie en zijn vriendjes. Voor Sethi was deze toevallige ontmoeting bepalend, hij ontdekte dat de camera een fantastisch middel was om contact te maken en dat werd zijn insteek op zijn verdere reizen. Ook kon hij, na lang als professional had gewerkt als bijvoorbeeld assistent van Terry Richardson, alle regels en codes van de fotografie loslaten. De foto’s die hij laat zien zijn wel van zijn hand (of van de mensen met wie hij optrekt), maar het lijkt ook of de foto’s zijn overgenomen door het land zelf. Het India dat wel zijn onderwerp is, maar waar hij weinig controle over kan of wil uitoefenen. Zo toont India zich. Sethi praat, lacht en interesseert zich voor al die mensenlevens en maakt terloops of als onderdeel van het gesprek foto’s. Of de foto wordt gemaakt als uitkomst van een gesprek.
De geportretteerden hebben hun ogen, hun altijd aanwezige lach, naar Sethi gericht. Het boek staat ook vol selfies en de telefoon is duidelijk onderdeel van het moderne India. ’Een keer liet ik een kind mijn iPhone gebruiken om foto’s te maken, en vervolgens hij smeet het ding op de grond, Niet omdat het kwaad wilde, maar uit onwetendheid. Deze kinderen bezitten gewoon nooit iets van waarde.’
Via een aidsorganisatie kwam hij in contact met een transgender gemeenschap (een hijra community), die ieder jaar bij elkaar komt op een festival in Koovahgam. Het festival is een grote happening vol rituelen, zang en een schoonheidswedstrijd. In het epische gedicht Mahabharata” transformeert lord Krishna in een vrouw om prins Aravan te kunnen trouwen. Ondanks dat de sekse-wisseling in deze aloude mythe voorkomt, worden transgender personen in het dagelijks leven in India nauwelijks geaccepteerd en zijn ze vaak gedwongen met sekswerk wat geld te verdienen. Sethi vertelde dat hij benauwde momenten kende, hij werd bedreigd en gechanteerd door de transgender personen maar haalt evengoed zijn schouders op. ’Het leven brengt je in de situatie van de transgender gemeenschap, voor dat moment, maar ik hoef niet mijn hele leven te vechten met de politie, mijn familie, met clients.’ Er is altijd die andere kant.
In dit dikke boek staan 848 foto’s in over India, of liever gezegd, het is India van binnenuit. Een overrompelend kijkfeest waarbij de fotograaf je zijsteegjes binnenlokt waar je anders aan voorbij zou gaan. De fotograaf laat zich meevoeren door het straatleven van India en je ziet dat hij er zowel onderdeel van uitmaakt als dat hij met een bepaalde afstand observeert. Een insider die ook buitenstaander is, bekend en onbekend.
De herrie, de overvolle straten, geluiden en geuren, dat is wat het boek te pakken krijgt, een overdosis aan indrukken, als een overlopende kom soep. Op een van zijn reizen, in 2016, ging zijn vriend en grafisch ontwerper Brian Paul Lamotte met hem mee. Dat was bepalend voor de opmaak die nu op momenten even fragmentarisch is als de indrukken op straat in India. Een pagina is bijna slordig ingedeeld, foto’s overlappen elkaar, alsof ze terloops op tafel neer zijn gelegd. Een pagina vol lachende kinderen met botte afsnijdingen, overrompeld, ja zo voelt het als zo’n groep kinderen om je heen danst.
Het boek is in Delhi gedrukt en dat was belangrijk ‘om het boek zelf ook onderdeel te laten zijn van dat kleurrijke pulserende land’ De drukker wist de toon van de huid te vangen, hij kent precies de kenmerkende kleuren van het Hindoeïsme. Het boek is gebonden met draadjes en heeft op de voorkant een reliëfprint. Zo is het boek werkelijk onderdeel van het land India.