Marina de Vries in Museumtijdschrift: Moeders kledingkast recensie
Moeders kledingkast.
‘Hallo vogels. Herinneren jullie je mijn moeder nog?’ Wie het boek Missen als een ronde vorm van tentoonstellingsmaker en schrijver Hanne Hagenaars openslaat, kan er niet omheen: dit boek gaat over (te vroeg) overleden ouders, zussen, broers, kinderen opa’s en oma’s. De moeder van Hagenaars overleed toen ze achttien jaar was, een leeftijd waarop de wereld verkend moet worden. Binnen een half jaar was haar vader hertrouwd, voor herinneren was in deze levens op dat moment geen plaats.
Nu, de zestig gepasseerd, is die ruimte er wel. Hagenaars gaat op bezoek bij uiteenlopende kunstenaars die in hun werk overledenen eren en herinneringen vasthouden en vormgeven. Ze schrijft erover in hoogstpersoonlijke, prachtige poëtische essays, brieven en gedichten. Soms gaat ze alleen in de geest op zoek, zoals bijvoorbeeld bij Alice Neel (1900 — ’84). In zes pagina’s schrijft Hagenaars een ontroerend portret van de Amerikaanse kunstenaar , die meerdere grote liefdes kende en worstelde met het moederschap. Neel schilderde vooral portretten van levenden waarin ‘het drama van het bestaan’ doorschemert. Daartussen is het grijze, rustige, kale ‘in memoriam’ uit 1930 voor haar overleden baby Santillana een ijzingwekkende uitzondering.
Kunstenaar of niet, het missen van een dierbare, herinneringen die onder je vingers vandaan glippen, elke volwassenen heeft er ervaring mee. Het mooie aan de kunst die Hagenaars in het boek laat zien en aan de kunstenaars die ze spreekt, zijn de vele manieren waarop gemis wordt uitgedrukt. De Zuid-Afrikaanse Lebohang Kganye was ongeveer even oud als Hagenaars toen haar moeder overleed.Om haar bij zich te houden fotografeerde Kganye zichzelf in de kleding van haar moeder, in dezelfde pose en op dezelfde plek als de foto’s uit het familiealbum. Ze liet de oude en de nieuwe beelden in elkaar overvloeien, haar overleden moeder haarscherp, zijzelf wazig als een geestverschijning, voor altijd intens met elkaar verbonden.
Een even liefdevolle als krankzinnige herinnering zag Hagenaars op een tentoonstelling in 1997: een gedragen herenonderboek op een sokkel, met stijfsel rechtop gezet. Het blijkt een beeld van Job Koelewijn, de onderbroek van zijn vader, het werk een teken van de dood als een alledaagsverschijnsel. En zo volgend de verhalen, de herinneringen en de kunstwerken elkaar op, van woordschilderijen van Kim van Norren (Sterker dan de dood is de liefde, 2022) en de memento-mori vlinder van de Colombiaanse Lorena Torres tot de door Hagenaars zelfgemaakte miniatuur garderobe zoals ze zich haar moeders kleding herinnert, in sobere grijstinten gefotografeerd door Paul kooiker.
Hoewel het boek bovenal een ode is aan het leven, is het raadzaam om het niet in een keer uit te lezen. Daarvoor zijn de verhalen toch te verdrietig.