Recensie van de expositie van Taus Makhacheva in de Leeuwarder Courant, door Gitte Brugman
De verbeelding zegeviert
Koorddansers, macho-mannen en een pratend paard: de verbeelding van kunstenaar Taus Makhacheva is groot en doorpsekt met humor. Ze onderzoekt de spanning tussen traditie en moderniteit, It is possible to raise the ceiling a bit, heet de expositie in het Fries Museum in Leeuwarden. En waar komt die titel vandaan?
In de hoge entreehal van het Fries Museum hangt Aerostatic Experience van Taus Makhacheva (Moskou, 1983). Een ballonachtig gevaarte dat ze in 2019 maakte in opdracht van de biënnale van Lyon. Bij die stad stortte op 19 januari 1784 de heteluchtballon Le Flesselles neer tijdens zijn eerste en enige vlucht. Makhacheva maakte een eigen ‘replica’ van die pioniersvaartuig met hulp van jonge kostuumontwerpers van het plaatselijke lyceum. De hoepelrokvorm herinnert aan de kleding van vrouwen in die tijd. Die werd wel gezien als vorm van vrouwenonderdrukking, maar gaf ook een soort ‘bescherming’ in de vorm van privéruimte.
Aerostatic Experience laat meteen zien hoe Makhacheva werkt. Ze duikt in de geschiedenis van een regio, haar sociale structuren en identiteit. Ze stuit daarbij vaak op spanningen tussen lokaliteit en globalisering, tussen traditie en moderniteit. Ze is niet ronduit kritisch of oordelend, want ‘one-liner statements can overshadow the work’ (politieke uitspraken kunnen de betekenis van het werk overschaduwen). Maar ze probeert ‘to shift things with humor’… om met humor iets teweeg te brengen.
Makhacheva put vaak inspiratie uit haar eigen thuisland, Dagestan, een Russische deelrepubliek in de Kaukasus. In de eerste zaal maakt de bezoeker kennis met Types du Caucase, een verzameling negentiende-eeuwse ansichtkaarten met foto’s van bewoners van de Kaukasus. Ze zijn verre van representatief, eerder een bonte verzameling fotogenieke groepjes uit verschillende stammen en groepen. De Russische elite — die indertijd Frans en Russisch sprak — ‘construeerde’ hiermee een exotisch beeld van ‘de ander’. Is dit een natuurlijk of door de staat geregisseerd geheugenverlies?, vraagt Makhacheva zich af.
Wat is feit en wat is legende of mythe? Volgens een Dagestaanse mythe loopt de snelste route van berg naar berg via een gespannen koord. De beste koorddansers in het Russische circus kwamen generaties lang uit Dagestan. Radul Abakarov is zo’n vijfde-generatie koorddanser uit het dorp Tsovkra. In een film draagt hij 61 reproducties van kunstwerken uit de collectie van het P.S. Gamzatova Dagestan Museum over een kloof tussen twee rotsen, zonder vangnet. „Abakarov had drie jaar niet meer op een koord gestaan, maar na het maken van deze video besloot hij dat hij zijn zoon het koorddansen wil leren. Om de traditie niet verloren te laten gaan’’, vertelt curator Hanne Hagenaars.
De schilderijen in de video tonen het publiek een zekere versie van de kunstgeschiedenis van Dagestan. Makhacheva vraagt zo aandacht voor de manier waarop musea kunst selecteren en waarderen, tonen en bewaren. Welk verhaal vertegenwoordigt een museum wel of juist niet? En wat betekent dat voor de positie van de kunstenaar?
Die laatste vraag werpt Makhacheva vaker op. Ring Road bijvoorbeeld is een maquette van een berg met een weg rondom. Het werk is gratis, maar de ontvanger verplicht zich via het bijgesloten contract de onmogelijke weg daadwerkelijk aan te leggen. Ze wil maar zeggen: ‘Wij kunstenaars zitten in een spagaat. We moeten aan de ene kant betaalbaar werk creëren, maar aan de andere kant verwacht men dat we in alle vrijheid projecten bedenken waarin de verbeelding zegeviert.’
Ring Road is ook een plaagstoot naar de Kaukasus, een regio met ‘een hoogst competitieve samenleving als het gaat om mannelijkheid’. De ringweg is een ‘ultieme racebaan om een benzine gedreven mannenfantasie op uit te leven… maar dan onbereikbaar’. Die competitie onder mannen komt nadrukkelijk naar voren in de collectie van The Unbound, een informele groep creatieven met wie Makhacheva samenwerkt. Ze verzamelen in een eigen ‘antropologisch’ onderzoek rituelen en zaken die tegenwoordig typisch Kaukasus zijn.
Het is een bonte verzameling filmpjes, advertenties en voorwerpen waaruit blijkt hoe flexibel mensen reageren op regels en vreemde cultuurverschijnselen en hoe nieuwe rituelen ontstaan. Bij de populaire sport worstelen bijvoorbeeld lopen deelnemers in de strijd soms een bloemkooloor op. In hun streven vooral stoer over te komen, laten mannen tegenwoordig (pijnloos, beloven de advertenties, maar dat lijkt een illusie) hun oor breken. Mannen begroeten elkaar op straat in een soort worstelgreep. Als ze met elkaar in een café zaken bespreken komen ze bij voorkeur aan in een dure auto, waaruit luide muziek schalt. Bij binnenkomst werpen ze een stapel spullen op tafel bestaand uit portemonnee, telefoon, sigaretten en autosleutels: de Azerbaijani Burger of de sandwich. Hoewel ‘in haar hart een feministe’, spreekt Makhacheva zich niet uit over dergelijk — soms lachwekkend — macho vertoon. „De traditionele maatschappij legt veel druk op mannen, zij móeten een rol spelen.’’
Toen Moskou aan het begin van deze eeuw in de ban was van R&B vonden sommige modebewuste Kaukasiërs de discokleding die daarbij hoorde wat te ver gaan. Zij — vaak afkomstig uit armoedige bergdorpen — kozen liever voor zwarte, minimalistische outfits bedekt met modelogo’s. Een muts van Giorgio Armani hoorde daar steevast bij. De naam lijkt op de twee etnische groepen van de Kaukasus: Georgiërs en Armeniërs.
Hét voorbeeld van spanning tussen lokale identiteit en de moderne geglobaliseerde wereld is het Russisch staatscircus, een vrijplaats waar via beweging en beeld gedurfde uitspraken konden worden gedaan. Hoewel de Sovjet-Unie met het Russische staatscircus eenheid wilde uitstralen, waren de acts juist voorbeelden van specialisaties van de verschillende deelrepublieken. Koorddansers kwamen altijd uit Dagestan, de clowns uit bijvoorbeeld Azerbeidzjan en de trapeze-act weer uit een andere deelrepubliek. Makhacheva brengt deze allemaal bij elkaar in Charivari, het openingsnummer waarbij alle acts door de piste rennen. Steeds sneller, tot er één fenomeen ontstaat.
Charivari bestaat uit architectuur (frames zoals dompteurskrukken of trapezetrap), onmogelijke kostuums en absurdistische verhalen. Panika Derevya ontwierp de kostuums, Maria Serova de constructies. Alexander Snegirev schreef de verhalen over een denkbeeldig circus vol ongewone wezens, zoals plastic ijsberen, tomaten uit Bakoe en een pratend paard. De Nederlandse vertalingen hiervan klinken in de grote zaal (en zijn in Engels, Fries en Russisch te volgen op koptelefoons).
Toen Hagenaars dit werk in Bakoe zag, besloot ze Makhacheva uit te nodigen. „Deze tentoonstelling spiegelt Friesland, ook een regio met sterke tradities. Hoe ga je daarmee om?’’ Toen de kunstenares met Daniël Hoogterp van het museum in overleg was over het ophangen van Aerostatic Experience zei hij: ’It’s possible to raise the ceiling a bit’ (We kunnen het plafond wat verhogen). Makhacheva was verrukt over zoveel flexibiliteit en besloot — in lijn met het aanpassingsvermogen van Kaukasiërs — dat dit de titel van de expositie moest worden.
Fries Museum Leeuwarden