Afra, zegt hij, kijk je handen, over het werk van Pedro Bakker
Deel 1: De moeder. L'éternel retour 2010-2011
Aan de linkerkant, aan de rand van de tekening, staat een vrouw, het zwarte haar mooi gekruld, haar lange dunne zwarte arm met een grijze hand hangt naar beneden, ze draagt een rode jurk met decoratieve bloemen, heeft oplichtende blauwe ogen en een mond die vele uitdrukkingen tegelijk draagt. Ze verdwijnt bijna in de overvloed aan decoratie, zoals Gustave Klimt zijn vrouwen liet opgaan in de patronen op de achtergrond, vrouwen van gegoede stand, mooi maar ook leeg ondanks de volle patronen. Hier niet. Deze vrouw, haar ogen, haar mond. En precies daar stopt de beschrijving binnen alles wat zo helder is op de tekening. Misschien is er sprake van angst of huiver, blossen of schaamrood, verwezen.In het centrum van de tekening steekt een kat zijn kopje tussen de kier van de iets geopende deuren. Met schele groene ogen kijkt hij naar de moeder, een lieve zwarte kat.
Afra heet ze, de moeder, ze heeft de naam van een heilige, de naam van een vrouw die samen met haar moeder een bordeel hield tot ze zich bekeerde tot het Christendom en uiteindelijk een martelaarsdood stierf, beschermheilige van boetvaardige vrouwen en arme verdoemde zielen. De naam werpt een schaduw vooruit op wat komen gaat.
Daar staat Afra in een rode jurk met gestileerde bloemen.
‘In de hele serie L’éternel retour heb ik me vooral in de details door de figuratie van Henry Darger laten inspireren. Ik bewonder hoe Darger bloemen tekent, het zijn vreemde bloemen en dat vreemde had ik nodig voor die jurk.’ zegt Pedro Bakker.
Op een tafeltje rechts onder ligt een identiteitskaart met een foto van Afra waar ruiten doorheen zijn getekend en het beroep van dienstbode is doorgekrast. Waarom, vraag ik Pedro. ‘Mijn moeder twijfelde altijd, over zichzelf, over wie ze eigenlijk was, en daarom heb ik haar beroep opgeheven. Haar wezen was even ongrijpbaar als Darger die geen kunstenaar was maar wel de nachten vulde met tekenen.’
Haar jurk is rood en steekt fel af tegen de onschuldige patronen op de achtergrond. Rood is de kleur van het leven, van bloed en het vuur, van hartstocht die snel kan omslaan in woede. En die kat, vraag ik. ‘Kleine Joe, onze kat was al langer dan een jaar spoorloos, zomaar verdwenen. Misschien dood. De deur staat op een kier want soms leek mijn moeder in ’gesprekken’ iets te willen zeggen, de drang om te praten was groot maar er kwam geen woord uit. Ze was net zo gesloten als Darger, want die sprak alleen over het weer. Beiden zijn gedoodverfde outsiders.’
Darger
Henry Darger (1892−1973) was een eenzame man die een onopvallend en teruggetrokken leven leidde. Hij werkte als conciërge of als afwasser maar zijn echte leven speelde zich af in de nacht als hij zijn eigen universum tekende en daarbij verhalen schreef die bekend zijn geworden onder de titel The Realms of the Unreal. Niet dat hij een virtuoos tekenaar was maar met foto’s en gevonden beelden uit kranten en tijdschriften realiseerde hij monumentale intense tekeningen die een groots episch verhaal vertellen van een aantal Christelijke meisjes (The Vivian Girls) die in opstand komen tegen hun lot en de strijd aangaan met de slavernij van kinderen. Het project begon met een fotootje dat Darger uit de krant knipte van het driejarige blonde meisje Elsie Paroubek dat was verdwenen en een maand later dood werd teruggevonden. We weten niet precies wat Darger fascineerde in dit portretje maar wel dat hij het fotootje kwijt raakte en het beeld niet meer kon loslaten. Hij begon te tekenen en gaf Elsie een heroïsche rol in zijn verhaal.
De oorlog tegen het goddeloze Glandelinians régime wordt zijn levenswerk. De blonde meisjes zijn de heldinnen maar worden ook gemarteld, gekruisigd, gewurgd of tot slaven gemaakt. Dat lijkt een bizarre fantasiewereld die ontstaan is in een zieke geest maar het is reëel om je af te vragen of dat werkelijk zo is. De krantenstukken die Darger bewaarde en aan de muur prikte laten zien hoe dicht zijn verzonnen wereld op de werkelijkheid zit zoals het ook raakt aan zijn eigen jeugd: de gruwelijkheden die hij als kind doormaakte hebben zijn wezen doordrenkt met horror en zijn ziel onherstelbaar beschadigd. Voor de kijker lijkt het simpeler om deze fantasieën als vreemde hallucinaties van de kunstenaar te zien dan de rauwe verbondenheid met de werkelijkheid te erkennen. Maar is het niet de praktijk van alledag, ergens op deze wereld, iedere dag weer? Charles Russell stelt in het boek Groundwaters de vraag: ‘Which side are you on, Henry?’ Ja, ben je voor of tegen, Henry, graag duidelijkheid, goed of kwaad? Maar een eenduidige werkelijkheid bestaat niet en zo wisselde Henry Darger het brute geweld af met pastorale scènes. Zijn werk is weerbarstig, altijd laverend tussen schuld en onschuld, goed en kwaad, waanzin en rede. In de tekeningen van Darger zag Pedro Bakker een mogelijkheid om zijn eigen geschiedenis te tekenen, want hoe teken je eigenlijk een wurging, hoe teken je meer dan het verhaal? Darger gaf hem de mogelijkheid om zijn geschiedenis te vertellen in scenes, in zowel fantasie als realiteit, meer of minder direct, en altijd met ongemakkelijke details.
Daarnaast was er dus Bataille die zijn boek Guilty als volgt begint: ’The date I start (sept. 5 1939 ) is no coincidence’. Zonder verdere uitleg noemt Bataille deze datum, want zo schrijft hij, het is onmogelijk om deze datum en verwijzing niet te noemen, de dag dat Duitsland Polen binnenviel. Pedro Bakker maakt tekeningen over zijn moeder, over het drama dat in zijn jeugd plaatsvond, omdat het onmogelijk is om het daar niet over te hebben. Eerder deed hij pogingen om zijn familie te portretteren in olieverf maar nu gesteund door Darger en Bataille lukte het Bakker beter om zijn kwetsbare geschiedenis op grote vellen papier uiteen te zetten en haar aan de buitenwereld te tonen ’als een gebeurtenis zonder oordeel.’ Dat getuigt van moed want de ander staat snel klaar met een mening, over zijn moeder, over zijn manier van tekenen, over het onderwerp dat sommigen misschien te narratief of te persoonlijk vinden. Hij wordt een outsider genoemd maar waarom is niet duidelijk. Pedro Bakker is eerder een man die voor de troepen uit loopt, die zijn persoonlijke verhalen schilderde toen dat nog niet geaccepteerd was in de kunstwereld. Daar heerst een angst voor het autobiografische want het zou de betekenis van het kunstwerk beperken, het zou een vernauwde blik op de werkelijkheid geven in plaats van haar te verruimen. Niet modern ook. Maar er is geen intensere manier om vragen rondom schuld en onschuld en de wreedheid van het leven te formuleren dan in de vertaling van het ondenkbare, persoonlijke verhaal van Pedro Bakker naar een tekening.
En zo komt Pedro er toe om in de laatste, meest fictieve, serie die hij over het familiedrama maakt zijn moeder het gezelschap van Bataille te geven. De tekeningen verbeelden hun stille gesprek, hun handen die gebaren. Hun verhaal start in 1939.
Deel 2: Burnt Home 2009-2010
Al in 2008 maakte Pedro Bakker zijn eerste tekening met de titel ’Ma Mère et Georges B.’ op een A‑viertje met pen, inkt en kleurpotlood. Gearmd lopen ze de kijker en hun toekomst tegemoet, de moeder steekt een arm fier naar voren, Georges B pulkt aan zijn jas in een ambigue handeling.
Maar voordat hij deze tekening en de uiteindelijke serie L ‘eternel retour kon maken legt Pedro een weg af vol obstakels en zijwegen. Na een studie in kunst en filosofie werkte hij geïsoleerd verder op een atelier in de Beemster, ver van de kunstwereld. Via via nodigde hij de schilder Toon Verhoef uit op zijn atelier om zijn werk te bespreken. Vol aandacht bekeek Verhoef de misschien wat stijve maar indringende portretten, van zijn broertje Sjaak die in de sloot was verdronken, Sjakie in een doodskist, zwevend in een Malewich-achtige rechthoek, een klein portret van zijn overleden vader, zijn moeder en een priemend zelfportret. Verhoef gaf commentaar vanuit zijn overtuigingen die overeenkwamen met de heersende normen in die tijd en zoals ze ook op Ateliers 63, waar Verhoef docent was, werden uitgedragen, waarbij de formele schilderkunst stevig werd gepromoot en het narratieve en realistische min of meer taboe was. ‘Het onderwerp doet er eigenlijk niet toe’, vertelde Verhoef aan Bakker. ’Koeien of buspassagiers, het maakt niet uit want een schilderij is eerst en vooral verf, kleur en compositie.’ Het was een stevig gesprek dat Bakker verward achterliet. Het onderwerp koe kwam het atelier binnen en het beest bracht een experiment op gang in stijlen, kleuren en formaten: soms een wat ongemakkelijk geschilderde groep koeien in Munch-achtige kleuren, een ouderwetse zeventiende eeuws tafereel of een wellustige, romige koe in roze. In een smalle grote houtskooltekening (2004) zien we een stel runderen in de wei met daarvoor de halfnaakte kunstenaar met een koeienkop op zijn schouders. Pedro Bakker werd De Koe filosoof. Vanaf de negentiger jaren werd middels performances, koeienletters, schilderijen en teksten het onderwerp Koe op al zijn mogelijkheden onderzocht.
In 2012 doet Pedro Bakker een voorstel om te promoveren in de kunsten. In zijn tekst lees ik: ’de hedendaagse filosofie laat de ervaring toe, maar hoe kan een filosoof daarover schrijven als hij meer studeert dan leeft! De filosoof die zich wijdt aan moord en erotiek is daarom gedoemd te mislukken. Om de onmiddellijke ervaring toe te laten zou Bataille het liefst voor zijn luisterend publiek gehoor willen geven aan een gril of plots opkomende begeerte, maar dan is de lezing weg. Wanneer mij dergelijke grillen overkomen ben ik meestal in de buurt van mijn atelier, want daar kan ik me als tekenaar terugtrekken om in stilte een krabbel op papier te zetten. Op die plek sta ik open voor de zotte invallen waarover Bataille spreekt. Heb ik als kunstenaar wel toegang tot die extreme ervaringen van moord en erotiek?’
Hij behaalt zijn Master Artistic Research met als onderwerp ’Ma mere’, en dan ontmoet hij Gijs Frieling, een eigenwijze kunstenaar die tegen de stroom in muurschilderingen maakte vol uitbundige decoratie, persoonlijke verhalen en voortbouwend op traditie en rituelen en die midden in het gesprek uitriep: ‘Maar Pedro, je hebt een verhaal te vertellen. Dat is de noodzaak van je werk. Dat moet je uitwerken!’ Hij bracht Bakker weer terug bij het essentiële thema van zijn moeder, en Frieling gaf hem ook de tools in handen om het in zijn werk binnen te laten. Hij liet Pedro de tekeningen van Henry Darger zien en dat markeerde een belangrijk keerpunt want Darger werd vervolgens het onderwerp van zijn artistieke masteronderzoek en diens werk bood hem zowel het idioom om de gebeurtenissen te tekenen als een beschouwend standpunt ten opzichte van het kwaad. Als het beste resultaat van zijn studie naar Darger noemt Bakker : I saw the light in the concept of negativity. We have to open our eyes for ‘the negativity as sin’ in Darger’s art, to see in the scenes of strangulation of little girls his imagination of sacrifice and death as his own negativity.
Op Valentijnsdag 2009 opende in Bureau Leeuwarden de solotentoonstelling ‘Story’ waar Pedro Bakker zijn familiegeschiedenis als een verhaal laat zien. De tekst OUR MUM FELT NEGLECTED AND WANTED SYMPATHY staat in grote letters op de muur geschreven. Daarna werkt Pedro verder aan zijn eerste grote serie over het drama uit zijn jeugd in de serie Burnt Home. (2009−2010)
De boerderij staat in brand, rode vlammen, zwarte rookwolken, de koeien vallen dood neer maar op de voorgrond gaat het familieleven nog even rustig door. Vader laat zijn kinderen op een paard rijden en slaat trots zijn arm om de jongste zoon heen. Op een kleedje houdt de moeder haar vingers om de keel van de baby heen, zijn mond lacht vrolijk terwijl de speeltjes in zijn handje rinkelen. Het zusje in haar roze pyjama slaat haar handen ineen terwijl Pedro de handen kruist en bidt tot de heilige Maria. Op een andere tekening uit de serie bidt een naakte Pedro tot zijn moeder die temidden van de gegoede burgerij in de kerkbanken zit, die brave burgers die zo goed het onderscheid kunnen maken tussen goed en kwaad, waarbij ze zelf natuurlijk aan de goede Christelijke kant zitten.
Van de boerderij waarin Pedro opgroeide blijft weinig meer over dan een paar muren, een trap en wat verbrande zwarte staken hout. Pedro, gebeld door de oudste dochter van de tweede vrouw van zijn vader, neemt het scherp in zich op en de beroete overblijfselen van het ouderlijk huis dienen als de achtergrond voor een serie tekeningen Burnt Home. De brand van de boerderij is als een streep door het verleden, een grote reiniging, die het Pedro mogelijk maakt het drama een gezicht te geven in een losse mengeling van herinnering en feiten en fantasie, waarbij hem voor ogen staat om gebeurtenissen uit zijn jeugd op te rakelen zonder een oordeel te vellen over zijn moeder. De begrippen schuld en onschuld doemen op in de achtergrond van de tekeningen.
Een blond jongetje staat voor de deur en ziet net niet hoe zijn gek geworden moeder door de buurmannen wordt weggedragen, hun handen raken de zachte huid van haar benen, haar rok is wat opgeschort. Een buurman gluurt naar haar geslacht. Hun vingers aan haar naakte huid, het is walgelijk. Op de voorgrond steekt een christus aan het kruis in de grond. Het offer, een offer.
In de ruïne staat het doodskistje, het broertje stijgt met vlindervleugels op naar de hemel terwijl de vader in zijn blauwe kiel met een blinddoek om naar het publiek lacht. Op de achtergrond fiets een jongetje het water in.
Maar rondom de verbrande boerderij schiet het onkruid al weer uit de grond, na het vuur begint weer een nieuwe fase want de natuur absorbeert ons menselijk handelen tot de oneindigheid van de seizoenen, in een eeuwige cyclus. Moeder aarde vindt het allemaal niet zo belangrijk.
De zin in Burnt Home 3 ‘as I approached the pleasure point’ is een citaat uit het boek Guilty van Bataille. In die marge van ons blikveld bevindt zich het instinctieve bestaan, de lach, de nacht, de dood, het offer, de moord, de extase en de erotiek. In die marge bevindt zich ook het familie trauma. Bataille noemt dit soort ervaringen ‘heterogeen’, ongelijksoortig.
Vanuit het denken van Bataille kan Pedro het drama beter begrijpen want de daad van zijn moeder vond plaats vanuit een soort extatische waas van verdriet en wanhoop. Pedro onderzoekt het door te tekenen: ’Het ’heterogene’ kan in de tekening kruipen, als een blinde vlek in de ooghoeken of door blind te tekenen, het kan gaan zitten in een detail, in stille erotiek die zich nauwelijks laat verbaliseren. Neem de kop van mijn moeder in Burnt Home 7. De een merkt op dat het de best getekende kop van deze serie is, mijn zus vindt dat ik mijn moeder als een monster heb afgebeeld. In wat van die kop zit nou het ’heterogene’, ik weet het niet, in ieder geval niet in de woorden ’monster’ of ’goeie kop’. Op het heterogene heb je tijdens het tekenen eigenlijk nauwelijks greep. Ik kan me er wel voor openstellen, daar bevindt zich nou juist wat we inspiratie noemen of intuïtie. Joseph Beuys tekende dat eens als een streepje dwars op de stroom van de houtnerven. Zo ervaar ik dat ook, als iets wat ondermijnend is en wat een hoop gedoe kan veroorzaken, tenminste als betrokkenen het opmerken, want het kan ook onopgemerkt aan je voorbijgaan.’
Het ’heterogene’ is ondermijnend en inspiratiebron tegelijk. Het homogene is ons aangepaste discours, waarin je je keurig gedraagt zoals Bataille deed wanneer hij in de bibliotheek werkte. Maar hij leidde een dubbelleven, ’s nachts was hij iemand anders.’
Jarenlang zagen de ogen van Pedro Bakker het verhaal dat hem was verteld, jarenlang was hij onwetend van de werkelijke gebeurtenissen.
Vanaf het moment dat hij de waarheid hoort kan hij zich niet meer aansluiten bij het leger van degenen die zich doof en stom houden, zoals zijn broers en zus dat liever doen en dat is ook te begrijpen want schuld en schaamte slaan wild om zich heen. De ruzies in de familie gaan precies om dat toedekken of openbaren. Met het tekenen van het familiedrama opent Pedro niet alleen het gesprek met zijn familie over hun geschiedenis, dat uitloopt op enkel onbegrip, maar hij brengt het ook in de openbaarheid, wat voor de zwijgers natuurlijk ondraaglijk is. Mijn tekeningen zijn stom, zegt Pedro maar ook nadat de tekening tot stilstaan is gekomen op het papier en op een muur geprikt gaat het spreken en denken gewoon door. De narratieve kant van het werk is eigenlijk nooit afgerond in tegenstelling tot een tekening. Het thema van schuld/onschuld en het offer gaan door in een volgende reeks.
Deel 3: To Draw Politically
Niemand begrijpt het kwaad op deze wereld, vooral niet in relatie tot religie want het is lastig te begrijpen waarom God, die immers een en al goedheid is, het kwaad heeft binnengelaten in zijn schepping. De denker Spinoza stelt bijvoorbeeld dat het kwaad gewoonweg niet bestaat, in een door de volmaakte God geschapen wereld kunnen alleen maar goede dingen aanwezig zijn. Het zijn de mensen zelf die dingen als kwaad benoemen en onderscheid aan brengen tussen goed en kwaad. In zijn tijd konden de mensen hem niet volgen in zijn beredenering (zoals in de ‘brieven van het kwaad’) en ook nu gaat het te ver. In de tien geboden staat Gij mag niet doden, al komt het wel na de geboden over dat er maar één god is en je je ouders moet eren. Inderdaad het mag niet, maar wat als je wordt bedreigd, wat als je thuis wordt mishandeld, wat als je in de war bent. Geen rekening houden met de omstandigheden is inhumaan maar ook al zijn de grenzen tussen goed en kwaad zo soepel als een uitgelebberd elastiekje, het kwaad opheffen gaat vrijwel ieder mens te ver.
‘Het irrationele mensenoffer fascineert mij mateloos’, zegt Pedro. ‘De negativiteit van de zonde die je zonder nadenken overkomt. Gretig las ik Dostojewski toen mijn zus over mijn moeder vertelde, over wat er in dat hoofd van Raskolnikov plaatsvond nadat hij de moord had gepleegd. Een soortgelijke razernij vindt in het denken van Bataille plaats toen hij Guilty schreef. Zijn geliefde Laure was aan tbc gestorven, maar had hij haar niet gevraagd beschikbaar te zijn voor een onthoofding als lid van zijn bizarre genootschap L’Acéphale en zij had erin toegestemd! Het wanhopige mensenoffer betekent iets anders dan een politieke moord. De laatste is rationeel en volgens mij opereren Volkert van der G. en Mohammed B. op doordachte wijze, als een politicus. Dat vind ik niet interessant.’
Pedro Bakker tekent Theo van Gogh als een onsmakelijke naakte rozige man die een geit neukt, als een geitenneuker, de term die van Gogh gebruikte om de groep Moslims neer te zetten als een stelletje onderontwikkelde barbaren uit de bergen. De moord op van Gogh en de commotie die daarna door Nederland golfde waarbij de antiheld Van Gogh een nieuwe status kreeg als icoon voor de vrijheid van meningsuiting. Dat alles fascineerde Pedro Bakker mateloos. Met deze tekening plaatst hij zijn kanttekeningen want Van Gogh was immers geen lieverdje, hij kon intens beledigend zijn en was denigrerend over een hele groep gelovigen. ‘Hij was zo ongeveer het tegendeel van waarin wij jonge studenten geloofden toen wij de Pedagogische Academie bezetten in 1970’, zegt Bakker.
Het is een botte grofgebekte tekening waarin van Gogh een geit neukt in een herfstig impressionistisch Oosterpark. De immense afmetingen van het papier maken je als kijker tot een directe getuige, een op een sta je toe te kijken. Een politieke tekening roept andere vragen op over schuld en onschuld, er is altijd sprake van voorbedachte rade, van planning en ratio. Hoe zeer Spinoza het kwaad wilde weg redeneren, goed en kwaad zijn in de kern verschillende zaken. Al kan het licht niet bestaan zonder duisternis, al hoort het slechte op een zen-achtige wijze bij onze wereld en, de schuldvraag is niet zo maar uit te wissen. ’Het kwaad is min of meer een noodzakelijk verschijnsel in de politiek en cultuur om het goede te zien en na te streven’, zegt Pedro Bakker. En het offeren van een mens, is dat dan deel van ons mens-zijn.
Een mensenoffer betekent in essentie het doden van een mens als offer aan een God, het ombrengen van een mens maar dan in de overtuiging dat het ‘juist’ is omdat het wordt gedaan in de context van een religie. Zoals God Abraham vroeg zijn zoon te offeren, zoals heiligen hun leven gaven ter wille van hun geloof, zoals sommige moslims zichzelf en anderen offeren vanuit de overtuiging dat ze daarmee het goede doen. In onze westerse cultuur is de christelijke moraal van oudsher doordrenkt met duidelijke geboden voor een goed leven. Homo’s en andersdenkenden staan volgens veel gelovigen aan de verkeerde kant van de lijn, de veroordeling is scherp en tolerantie en mededogen zijn ver te zoeken. Over een misstap is geen discussie mogelijk. De grens tussen schuld en onschuld is daarmee al snel als een rechte lijn neergezet in het homogene aangepaste discours.
Overal waar geweld is of geweld dreigt worden mensenoffers gebracht. Wellicht hebben ook Volkert van der G. en Mohammed B. hun moordenaarswerk als het brengen van een mensenoffer opgevat. Het meest bekende mensenoffer is dat van Jezus Christus, het verhaal van zijn leven en dood beheerst onze cultuur nog steeds tot in al zijn poriën. In het boek Guilty van Bataille komt God als de moordenaar van Christus te voor schijn. De politieke figuren in de serie tekeningen To draw politically gaan dan ook niet vrijuit. Het verhaal van Pedro Bakker is vertrokken bij het irrationele mensenoffer van zijn moeder en onderzoekt daarna de andere kant, die van de op uiterst koelbloedige wijze voltrokken moorden.
Deel 4: The Woman of Fate
Het communistisch verleden is als een schiftende mayonaise nog steeds lastig te hanteren in China. Voorzitter Mao gaat vrijuit en zijn status onaantastbaar, wat terug is te zien in de glimmende gouden beelden, maar de naam van zijn vrouw mag je publiekelijk niet noemen. Al het kwaad wordt in haar geprojecteerd en Pedro is van plan zich te richten op haar onschuldige kanten, het kwaad is immers veel groter dan Jiang Qing ooit in haar eentje kan dragen.
Zevenendertig jaar geleden, in 1978, bezocht Pedro China met een groep van de Vrije Universiteit van Amsterdam om onderzoek te doen naar wat zij destijds als ’het goede’ zagen: communes en fabrieken geleid door arbeiderszelfbestuur. Midden in de hippietijd was Nederland in de ban van het socialistisch ideaal van delen en gelijkgestemdheid. Eenmaal in China werd Pedro vooral getroffen door de schoonheid van sommige Chinese vrouwen, het was alsof hij zijn twee jaar daarvoor overleden moeder zocht in dit verre land en haar intensiteit herkende in deze vrouwen, de intensiteit die de priester op haar begrafenis het ‘innerlijk denken en sterk voelen’ noemde en waar de stugge West Friezen zo slecht mee uit de voeten konden. En meer dan de politiek was Pedro destijds in de ban van de schoonheid van het land: de donkere steden, het onaangetaste platteland en de eenvoudige mensen.
Terug in China is hij andermaal overweldigd door hun saamhorigheid en tekent de gewoonte van de Chinezen om ‘s avonds op pleinen te dansen en in grote groepen met elkaar hot pot te eten. Hij gaat op in de massale levendigheid van de steden, zoals de oude wijk Huang Jue Ping in Chongqing met zijn talloze kleine zelfstandigen die op de meest onbeduidende plekjes de grootste bedrijvigheid aan de dag weten te leggen. Volgens voornemen start hij zijn onderzoek naar mevrouw Mao en tekent haar en bedenkt een performance waarbij hij zelfs in het Chinees zingt, maar wordt ondertussen opnieuw betoverd door de vrouwen. Chenchen tekent hij als ‘blengin’, pop en vlinder tegelijk, ondoorgrondelijk maar van grote schoonheid zweeft ze als een engel door de lucht. Deze muze is nauwelijks beschikbaar want Chenchen is soldaat in het leger en dat maakt het lastig om met haar af te spreken. Dan volgt er een aandoenlijk portret van Hua Hua, die de kunstenaar met indringende zwarte ogen aankijkt boven de sjaal die ze om heeft geslagen. Uiteindelijk vindt Bakker zijn muze in Qian Xi oftewel Kinna. Zij is nog jong, tweeëndertig en tolk en weet zich niet zo goed raad met de indringende aandacht van Pedro. Na enige tijd verbreekt ze zelfs alle contact. Pedro begrijpt dat in China een meer afstandelijke cultuur tussen mannen en vrouwen heerst en probeert balancerend tussen de culturele ongemakken toch toenadering te zoeken. Qian Xi blijft zijn muze, in haar herkent Pedro opnieuw het ’innerlijk denken en sterk voelen’. Behoedzaam groeit het contact en dat resulteert uiteindelijk in een uitwisseling. Qian Xi schrijft een portret van Pedro in de vorm van een gedicht, als een muze die emancipeert, en eenmaal terug in Nederland tekent Pedro haar portret tegen een achtergond van geel en vermiljoenrood. Verlegen denkt ze er duidelijk het hare van, in enkel een T- shirt kijkt ze weg met in haar vreemde knuist het klassieke boek The dream of the red chamber.
Bij het maken van dit boek stelde Pedro zich de vraag of het mogelijk zou zijn bij de kijker een gevoel van onschuld op te roepen. De koe is onschuldig en naïef. Maar hoe onschuldig is het familiegeheim, het creëren van een mythe rondom zijn jonge moeder en van de soms uitgesproken politieke verhalen. Hoe onschuldig is mevrouw Mao. En Pedro zelf in zijn overval op de muze?
’Ondanks mijn tekeningen blijft mijn innerlijke ervaring aan mijn projecten knagen’ zegt Pedro, ’Er is geen antwoord op mijn vragen over schuld en onschuld. Dit boek gaat verder dan de horizon van de projecten die ik uitvoer.’