Alec Soth: Broken manual, broken men
Iedere foto wasemt ijzige eenzaamheid: een wazig gezicht dat achter een bos takken verdwijnt, een mens die oplost in de weidse omgeving, langzaam, soms met de rug naar je toegekeerd.
Tijdens zijn research voor de opdracht Picturing the South raakte de Amerikaanse fotograaf Alec Soth op het spoor van Eric Rudolph, de Olympic Park bomber die gedreven door zijn afkeer van abortus en homo’s driemaal een bomaanslag pleegde, onder andere tijdens de Olympische Spelen in Atlanta in 1996. Doden, gewonden. Ellende. In navolging van Alec Soth zwerf ik over het net op zoek naar informatie over deze parkbomber tot een kleine thumbnail me stopt: een verlaten blauwe Toyota pick-up in het bos met de woorden ‘police evidence’ in een wit balkje aan de rechterkant. De foto is krap genomen, neus en bumper stoten tegen de rand van het papier, het groen woekert rondom de auto en achter de auto begint het bos. Na het parkeren van zijn Toyota is Rudolph dat onmetelijke bos ingetrokken om er vijf jaar lang in zijn eentje te overleven. De vlucht en het afwezige leven zijn in deze auto gekropen, op de achterbank.
Het internet verzamelt wonderlijke details. Zo huurde Rudolph twee dagen na zijn laatste aanslag in Birmingham de video Kull the Conqueror in de plaatselijke videotheek, de band werd nooit teruggebracht. De FBI beloofde één miljoen dollar voor informatie die kon leiden tot zijn arrestatie. De zoektocht bleef zonder succes maar deed de economie van de regio opbloeien – al die agenten, verslaggevers en nieuwsgierigen hadden een bed en voedsel nodig. ‘Rudolph eats here,’ schreef een restaurant op een groot uithangbord. Rudolph weet vijf jaar lang uit ieders handen te blijven. Het bergachtige gebied kent honderden mijnen en grotten waarin je kunt schuilen. Hij eet paddenstoelen, eikels, salamanders, steelt uit graansilo’s en uit moestuinen, of graait in afvalcontainers. Op 31 mei 2004 om vier uur wordt hij gearresteerd in Murphy North Carolina, door agent Jeffrey Scott Postell van het Murphy Police Department achter een Save-A-Lot store. Het was niet de Olympic Park bomber zelf die Alec Soth fascineerde maar het idee van overleven in het bos. Hoe ziet een leven buiten de civilisatie eruit, waarvan droomt de outsider? Zijn serie foto’s over uit de civilisatie weggetrokken loners begint met de parkeerplaats tegen de rand van het bos waar Eric Rudolph uiteindelijk werd opgepakt.
‘Door het land reizend fotografeerde ik verschillende mensen die hadden geprobeerd te ontsnappen door monnik, overlever of gewoon kluizenaar te worden,’ zegt Soth. ‘Maar het is geen documentaire over deze mensen; het appelleert aan de geest van het ontsnappen.’
Iedere kluizenaar heeft zo zijn eigen reden om te ontsnappen, zijn eigen lot. Soth wilde hen niet als een specifieke groep portretteren, maar zocht bij ieder mens naar het eigene, om te beginnen hun ‘huis’, een oude niet werkende stoomboot, een prachtige loft in een grot of een oude camper ver weg van wie dan ook neergezet. Naast een ouderwetse gele bus midden in een onmetelijk open veld graast een paard. Toch spettert de eenzaamheid van het papier af.
Zelfs de voorwerpen maken een eenzame indruk zoals we ze in al hun naaktheid tegen een witte achtergrond zien, een mesje, een glazen petrischaaltje met een dode vlieg, een stukje hout vol woorden. Zelfs een slak met zijn spoor is verweesd. De buitenmuur van een huis schreeuwt ‘Keep out!’. De kluizenaars zelf verdwijnen juist in hun omgeving, ze lossen op in de grootsheid van de natuur, of de plek waar ze wonen, terwijl de verf van het kozijn bladdert. Een man die verdwijnt in de sneeuw. Ze blijven vreemden voor ons, en ook voor zichzelf, denk ik.
‘I think this work is an expression of the sadness of that longing to be apart, to be an individual. Also, the inevitable failure of it. You’re always connected in one way or another, and need connection.’ Zegt Alec Soth. Deze eenzame mannen zijn knutselaars, en ze moeten ook wel, daar ver in de wildernis, zonder loodgieter, elektricien of bakker. Zelfs het dartbord is homemade, een stukje karton waarop een portret is getekend dat met ijzerdraadjes aan een hek is vastgemaakt, eindeloos zijn er pijltjes gegooid, het papier zit tjokvol gaatjes en het gezicht is er zelfs tussenuit gevallen, zo vaak is er raak gegooid. Het is een spartaans leven, een afgeschraapt bestaan dat op het magerste minimum balanceert en waarbij het ideaal niemand nodig te hebben het hoogste goed is.
Alles op de foto’s is ook een beetje gebroken, hun eigenhandig gemaakte vluchtplek, hun interieur dat in elkaar geknipt en geplakt is, hun gerepareerde messen of kooktoestellen. Het is een houtje-touwtjeleven. Een leven in stilte, zonder woorden, zonder mijn zachte huid tegen jouw ruwe huid. De tijd vertraagt in de stilte van de natuur, tik… tik… tik… De natuur praat niet terug en niemand om in de ogen te kijken. Eenzame mensen verliezen hun woorden en als er na al die tijd zwijgen een luisterend oor is en de woorden loskomen, dan buitelen ze over elkaar heen om gehoord te worden. Ook woorden lijden onder de eenzame opsluiting in het hoofd.
Soms praten eenzame mensen hardop. Maar deze foto’s zijn stil. Oorverdovend stil. Alsof de fotograaf niet bestaat. Iedere man leeft samen met zijn opgelopen trauma’s en gedachtespinsels, zijn schavende ervaringen. De natuur draagt geen oplossing aan, geeft geen ander perspectief op de verhalen in hun hoofd. Wat valt er te leven? Ieder leeft in zijn eigen waan zijn eigen verhaal, zoals we allemaal in ons eigen verhaal leven, maar zonder tegengas, zonder vragen van anderen zal er nooit een buts komen in hun gedachtegang.
Voor een vierkante, kale opening van een immense container staat een man in een blauwe overal, hij is in de ban van een komend onheil en heeft de plek voor zijn retraite zorgvuldig uitgekiend, zijn handen houden een poesje omhoog, zachte vacht in ruwe handen. ‘I love my daddy Tony, wished he loved me’, staat met grote dansende onregelmatige letters op de kale muur van een kamer geschreven. Zelfs in zijn poging te ontsnappen, ver weg van alles, is zijn verleden meegereisd. Overal op de foto’s is de civilisatie in de randen aanwezig, een schotelantenne, een radio, een stapel video’s (Pioneer house, Colonial House, dec 31/Yak, biowar, dec 31 Yak 11, Tsunami Anniversary, Imminent Molitary Takeover of USA). Hoe alleen is een kluizenaar?
‘Over and over I photograph these people, and everyone says, “How do you find hermits?” And the answer is: on the Internet. If not that, then I find them driving down a road somewhere. A road is connected to another road. Presumably, there are some people out there who are totally off the grid in every sort of way.’
De fotograaf Alec Soth kijkt en oordeelt niet. Op een vraag over een jongen met een tatoeage van een swastika op zijn arm antwoordt hij: ‘Ja, die swastika, ik heb hem daarover uitgehoord, en het betrof overduidelijk een geval van uiterste naïviteit. Ik wilde het niet als een prominent thema gebruiken, omdat de religieuze drijfveer om monnik of zo te worden mijns inziens niet eens zo anders is. Het is gewoon een andere nuance van hetzelfde, namelijk de hunkering om je aan een of ander systeem vast te klampen. Want er is altijd een geloofssysteem dat je met anderen verbindt. Eigenlijk zijn ze helemaal niet zo eenzaam.’
‘Fotografie is een erg eenzaam medium. Er schuilt een prachtig soort eenzaamheid in voyeurisme. En dat is waarom ik fotograaf ben. Ik kijk er altijd naar als naar twee eenlingen die op een bepaalde manier wel bij elkaar zijn, maar niet samen,’ stelt hij. ‘Wat fotografie ook min of meer voor mij is. Je staat in de wereld, maar tegelijk ben je ervan afgezonderd. Je kijkt ernaar. En mij bevalt die afzonderlijke combinatie goed: van betrokkenheid en tegelijk het ontbreken daarvan.’
Ieder beeld kent een logisch vervolg in het volgende beeld, een detail, iets wat doorgaat, een verbintenis, iets wat Alec Soth real-life websurfing noemt. Zijn manier van werken is een mooie balans tussen sturen en volgen, tussen onderzoek en het begrip serendipiteit (terwijl je op zoek bent naar het een, vind je iets anders). Onderweg probeert hij altijd te bereiken dat het ene beeld hem naar het andere leidt; aan zijn stuur maakt hij een lijst vast van de dingen waar hij tijdens de rit naar moet uitkijken. Op de lijst van zijn huidige project staan bijvoorbeeld: baarden, vogelaars, paddenstoeljagers, toevluchtsoorden van mannen, na de regen, figuren op de rug gezien, valiezen, lange mensen (vooral vel over been), bestemmingen, bungalowtenten, boomhutten en boomgrenzen. Vandaar de foto van een lange, bebaarde monnik die in een bos tussen hoge, kale boomstammen staat, en het beeld van een reusachtige man met een valies, die over een overwoekerd pad wegloopt.
Maar uiteindelijk, zo is de conclusie van Alec Soth, is het onmogelijk om zonder anderen te leven, zelfs de Parkbomber kreeg hulp van familie. ‘It’s called Broken Manual because it’s broken. It doesn’t work. And you can’t actually escape. It’s an ideal.’ De vlucht is eerder triest dan heroïsch, een mens heeft die ander nodig, broodnodig, zielsnodig.