Op de allereer­ste pag­i­na van het boek van Giene staat een zwarte stip. De punt aan het eind van een zin, alsof het boek meteen al is afgelopen. En op een bepaalde manier klopt dat ook, in het boek klinkt het ver­lan­gen door dat afscheid nemen makke­lijk­er zou zijn. Je kan niet zo maar iets weg­gooien, hoe graag ik dat ook wil’, zegt Giene tegen me in ons gesprek.
Die punt is de hoop om het verleden achter zich te lat­en, de spullen, de gevoe­lens, de bal­last. Maar het boek moet nog begin­nen. Een stip sluit een zin af en meestal komt er weer een nieuwe zin achter­aan.
Het boek eindigt met een open stip, die stip bevat alles, de kos­mos, een zand­ko­r­rel, een ronde vorm die aangeeft dat het pro­ces verder gaat, het mis­sen gaat door, en het helen gaat door. Zodat je weer denkt aan die zwarte punt van het begin, en zo cirkelt het door. Wie heeft er ooit een punt kun­nen zetten achter een moeizame geschiede­nis in zijn lev­en?
Er mee lev­en is het hoogst haal­bare, denk ik.
Tussen die twee stip­pen cirkelt het om absen­tie, hoe geeft je de leegte vorm? Veel foto’s zijn onscherp of wazig, je kri­jgt er geen grip op en dat is miss­chien ook wel de kern van absen­tie.

Op een van de foto’s in het boek lees ik de zin: Een depressieve moed­er wordt vaak als niet-aan­wezig ervaren’. Afwezig. Ze lag veel op bed’, zegt Giene. Miss­chien was ze zo in zichzelf opges­loten dat ze haar kinderen niet echt helder kon waarne­men, en ze niet kon geni­eten van hun samen­z­i­jn.
Een depressieve moed­er bli­jft voor haar kinderen ongri­jp­baar. Je weet niet beter, dit is je moed­er. Tegelijk mis je de nabi­jheid, de knuffels, de wijd open armen als je thuiskomt van school. Ik vul het maar in. Maar wat niet voorhan­den is ken je niet.
Een afwezige moed­er betekent min­der voel­bare liefde. Moed­er ligt in bed. Absen­tie. Het kind wordt een Babe in the Woods.

A Babe in the Woods. An inno­cent per­son with no expe­ri­ence who is involved in a com­pli­cat­ed sit­u­a­tion that they do not under­stand.
Dat klinkt cat­a­stro­faal; duis­ter. Als een Zweedse cri­mi, ellende omgeven door lege bossen.
Tussen de dichte en de open stip zie ik veel lege bossen, bomen de de hele pag­i­na vullen en waar­bij ik vooral aan verd­walen moet denken.
Ein­de­loos veel gordi­j­nen die in plooien hangen en waarachter iets schuil­gaat, verkleed­hok­jes, een tafel voor een dood lichaam, een afschei­d­ing in een zieken­huis, een geïm­pro­viseerde afzetting,
Je kijkt er doorheen, maar nooit scherp, het is geen muur die het uitzicht blok­keert, maar de gordi­j­nen nemen iets weg, ont­trekken iets aan het zicht. Toch bli­jft er de mogelijkheid om ze open te schuiv­en, weg te duwen. Soms zie ik wan­hoop in een gordi­jn, zoals die lange stok waaraan een lap stof hangt voor een raam, aan de buitenkant. Het toont zo troost­eloos, of veron­trustend zelfs. Soms kiert een hoek­je open alsof het gordi­jn aan een entre-act is begonnen. Als een dans. Iets dat oplicht in het duis­ter.


In de doc­u­men­taire Moed­er sprin­gen niet van flats’, hangt achter de psy­chi­ater ook zo’n doorzichtig gordi­jn, door dat gordi­jn schemert het buiten, de bomen, de stru­iken, de bloe­men. En in de kale gan­gen van de klin­iek vallen witte, doorzichtige gordi­j­nen van het pla­fond tot vlo­er. Nut­teloos maar aan­wezig.
Een foto van een dode man. Een bij­na dode want er rolt een traan.

Gemis, maar hoe en wat. Rouw kan intens zijn, ondraaglijk, te groot voor een lichaam. Het gemis kan alles overne­men, maar wat als de herin­ner­ing ook scheurt­jes kent. Dit boek gaat over mis­sen, miss­chien niet het zo maar voluit mis­sen , meer over het lastige mis­sen.

Out of focus.

De absen­tie, het afwezige.

Een moed­er gehuld in een zwarte doek houdt de baby vast die gefot­grafeerd moet wor­den. Die moed­er moet onzicht­baar bli­jven en de baby tonen maar ze is zo over­duidelijk wel aan­wezig, als een zwart spook, een schim.
Een foto­booth, die magis­che machine waarin je op sta­tions voor 2 euro een foto kon mak­en. Twee benen zijn zicht­baar, bun­ge­lend. De kruk is iets te hoog. Het gordi­jn is aftands, ger­afeld door het vele gebruik. Iemand maakt een foto voor een ausweis, een doc­u­ment dat je bestaan recht­vaardigt, je mag er zelf een foto voor mak­en. Er zit een Babe in the Woods op het kruk­je, een out of focus wie ben ik’?

Giene verza­melde alle sjaals van haar moed­er, bij­na hon­derd, ze liet ze donker indi­go ver­ven, als kleur van rouw.
Ze knoopt de sjaal in elka­ar en teza­men wor­den ze een dikke bun­del. Het doet me denken aan de Kore­aanse bot­tari, een bun­del om voed­sel, cadeaus of objecten in te knopen en mee te nemen. Het wordt geas­so­cieerd met beweg­ing, zow­el die van reizigers als de ged­won­gen beweg­ing van vluchtelin­gen.

Dit boek van Giene zie ik als een rit­ueel, zoals de sjaals samen­binden een rit­ueel is. Het boek is een stip op de lijn van het lev­en van Giene. Het gaat weer verder, alti­jd in beweg­ing.
Ik zie rit­ue­len als een spir­ituele gebeurte­nis, in die zin dat het nooit te laat is om te helen, je weer met iemand verbinden al is die verbin­te­nis gegrond in absen­tie. Ik herken de absen­tie in het boek van Giene, ook ik had zo’n afwezige moed­er.
De leegte is zo tast­baar aan­wezig in het boek. Wat een prachtig rit­ueel om dat gevoel uit je lichaam te halen en onder­dak te geven in het boek.
Giene probeert in deze bun­del het ver­dri­et vast te pakken, het glipt weg.

A Babe in the Woods.

Kinderen kun­nen stil wor­den van een moed­er met een depressie, de tra­nen zit­ten diep van bin­nen. Ze kun­nen boos wor­den, opstandig, maar dan bli­jven die tra­nen daar nog steeds zit­ten.
Miss­chien kun­nen we die moed­er begri­jpen.
Depressie is de zwakke plek in de liefde, schri­jft Andrew Solomon in zijn boek Demo­nen van de mid­dag. Om liefhebbende mensen te kun­nen zijn moeten we mensen zijn, die kun­nen wan­hopen, om wat we ver­liezen, Een depressie is het mech­a­nisme van wan­hoop.
Als twee stip­pen die elka­ar achter­vol­gen.
Bij het lezen van zijn boek begri­jp ik de ink­tzwarte duis­ter­n­is van een depressie. Liefde laat ons van tijd tot tijd in de steek, en wij lat­en de liefde in de steek’, zegt Solomon. Dat is depressie.

Arme moed­er in bed.

Alles gaat voor­bij- lij­den, pijn, bloed, honger, de pest. Ook het zwaard zal voor­bi­j­gaan, maar de ster­ren zullen bli­jven wan­neer de schaduwen van onze aan­wezigheid en onze daden zijn verd­we­nen. Er is geen mens die dat niet weet. Waarom richt­en we dan niet de blik op de ster­ren? Waarom? (Citaat van Michael Boel­gakov)
Achter de gordi­j­nen in het boek van Giene schi­j­nen die sterren.

(Hanne Hage­naars)