Desalniettemin, de liefde; in gesprek met Gijs Assmann
KUNST IS EEN TROOST (Daan van golden)
DESALNIETTEMIN , DE LIEFDE (Gijs Assmann)
De drie uur durende film Andrei Rublev (1966) van Tarkosky bevat een aantal momenten die voor mij essentieel zijn. De hoofdpersoon in deze film is een vijftiende-eeuwse iconenschilder, die we echter niet zien schilderen en die ook vaak niet in beeld is. In de eerste scene volg je een ballonvaart die landt in het Rusland in de middeleeuwen, vol gruwelen, rituelen, honger en ellende. Aangetast door het leven en daardoor niet meer in staat te schilderen zwerft de schilder Andrei Rublev doelloos rond. Dan ontmoet hij een kind en bij de aanblik van deze pure onschuld komt zijn zachtheid en ontvankelijkheid weer naar boven. Naar mijn idee staat het kind voor de liefde en gaat de film over het vermogen om lief te hebben in een wereld die in brand staat. De film vertelt ook over het belang het ambacht en toewijding. De jongen die de schilder ontmoet beweert dat hij een klok kan gieten. Bouwers van een kerk vertrouwen er op dat de jongen de klok kan gieten vanwege het geheime maakproces dat hij van zijn vader heeft meegekregen. Maar is dat zo? Tijdens het maakproces moet de jongen steeds weer terugvallen op het geloof in zichzelf om zo zijn taak voor de gemeenschap te kunnen volbrengen.
De film is een ervaring waarin je je onderdompelt in het visuele verhaal vol stilte en raadsels. ’In cinema it is necessary not to explain, but to act upon the viewer’s feelings, and the emotion which is awoken is what provokes thought,’ schreef Tarkovsky in 1962.
Het menselijk tekort
De parallel met het heden dringt zich op: ook op dit moment staat de wereld op vele plekken in brand, wreedheden als in de film van Tarkovsky vinden dagelijks plaats. Nederland is nog steeds een vreedzame plek, maar als ik om me heen kijk lijkt het of de mens niet in staat is om het geluk vast te houden, het goede lijkt hem voortdurend weer uit handen te glippen, ondanks ieders verlangen naar geluk, acceptatie en liefde. De vraag ’Hoe kunnen we leven?’ staat centraal in mijn werk. De urgentie van mijn werk ligt in het tegenwicht dat ik wil bieden aan de mens in al z’n onmacht en onhandigheid. Dit menselijk tekort staat centraal in mijn werk: een onnozel mannetje zonder armen en benen dat als een hulpeloze tuimelaar met een kokosnotensnoet ons bedremmeld aankijkt: ja wat nu? Wraakveulen met maar één stijgbeugel en dikke zachte oogkleppen op kan hooguit een slag in de lucht slaan. De wraak lost op. Het is luimig en aandoenlijk. Door humor te gebruiken probeer ik ieder met zachtheid naar zijn eigen falen en tekorten te laten kijken.
Desalniettemin, de liefde
Op de Rijksacademie maakte ik mijn eerste vanitasbeeld als verjaardagscadeau voor mijn beste vriend Stephan. In dit werk probeerde ik de moeilijk te verwoorden gevoelens die bij vriendschap horen bijeen te brengen. Enerzijds vormde het beeld een visuele liefdesbetuiging (een emotie die je als vrienden onder elkaar zelden uitspreekt) maar tegelijkertijd ook een getuigenis van het feit dat ik hem bij tijd en wijle een geweldige lastpak vind. Het beeld bracht deze moeilijk uit te spreken emoties en tegenstrijdigheden — die een persoon tot een compleet mens maken — samen.Een vanitasbeeld vormt zo een herinnering die wat mij betreft lijkt op het moment dat Andrei Rublev deed ontdooien bij het kind, het moment dat hem weer een compleet mens maakte. De serie vanitasbeelden vormt een contante in mijn oeuvre. Tegenover het gevoel van machteloosheid dat het leed van de wereld bij mij veroorzaakt, vervaardig ik deze persoonlijke monumenten. Ik tracht met deze beelden de mens weer te geven in al z’n aspecten. De vanitasbeelden laten ook zien dat het onmogelijke begrip liefde voor mij een brede en existentiële strekking heeft. Het soort liefde dat je ook kunt hebben voor een collega, buur, medemens. Hoe zeer het woord liefde ook vervuild is geraakt, het biedt in mijn werk en in deze tentoonstelling tegenwicht aan wanhoop, desinteresse en haat.
Een tentoonstelling als een processie
In Museum Jan Cunen in Oss staat het idee van de processie centraal: soms door de beelden in de vorm van een optocht op te stellen, door de tekeningen aan de muren de lijnen van de processie te laten volgen en door vaandels op te stellen. Als kijker loop je als vanzelf mee in deze rondgang van beelden. De bezoeker wordt zo deelnemer en toeschouwer tegelijk. De architectuur van het museum helpt daarbij. Het museum heeft nog steeds de contouren van een woonhuis. De tentoonstellingsruimten zien er uit als huiskamers en hebben een huiselijke atmosfeer en een menselijke maat.Geen mens kan zonder symbolen. Symbolen brengen structuur in hoe wij onszelf en de werkelijkheid ervaren. Voor een samenleving is het niet anders. “Iedere cultuur”, schreef de antropoloog Claude Lévi-Strauss, ”is een geheel van symbolische systemen, waarbij de taal, het huwelijk, de economische betrekkingen, kunst, wetenschap en religie de voornaamste plaats innemen.” Die symbolische systemen ordenen ons gevoelsleven, comprimeren wat voor ons complex en extreem is, vormen een brug tussen het persoonlijke en het sociale, het bewuste en het onbewuste, het alledaagse en het onbevattelijke. “Een symbool kan verenigen, troosten en sterken. Het kan ons ook op volle kracht raken in het hart van onze verbeeldingswereld” schreef Anna Tilroe in NRC Handelsblad in 2004. Zij riep kunstenaars op om nieuwe symbolen te maken, waardige symbolen zonder zoetsappig karakter. Haar oproep viel bij veel kunstenaars verkeerd, maar niet bij mij. Ik zie voor mijzelf een mogelijkheid werk te maken dat zich verhoudt met het leven en zich zo verbindt met de wereld. Tilroe: “Misschien trekt het de kunst over haar zelf opgelegde grenzen heen, recht in het hart van onze samenleving. Want we snakken naar symbolen die authentiek, betekenisvol en bezielend zijn.”Recent voorbeeld hiervan in mijn werk is Ode aan Mandela (I). Dit beeld toont een lichaam dat is opgebouwd uit een samengesmolten mannelijk en een vrouwelijk torso. De twee lichamen moeten de indruk wekken op een natuurlijke manier één nieuw lichaam te hebben gevormd. Slechts in verbondenheid met de ander zijn wij in staat het ware geluk te vinden, met alle tekortkomingen. Een nieuwe figuur compleet en vol mededogen. Dit beeld vormt de basis voor een serie van vier nieuwe beelden die in Desalniettemin, de liefde gepresenteerd worden. Ze proberen het verlangen naar geluk op een zinnelijke, fysiek ervaarbare manier te tonen door deze verbondenheid in een innige verstrengeling op een luchtige en liefdevolle manier te tonen. Als teken van hoop. De werken zullen getoond worden op rijdende beeldhouwbokken. De verplaatsbaarheid refereert naar zowel het ontstaansproces als naar de mogelijkheid de beelden in processie te verplaatsen. Ik wil een een zoektocht starten naar wat ons bindt. Dat is waar de processie naar toe gaat, naar liefde troost en verbintenis.Zo zou ik de processie door het museum willen laten eindigen met een symbool voor hoop. Met hoop.