Femmy Otten: Een grootse liefde
Niemand heeft grip op de roes van de liefde, die je als een terrorist overvalt om je te knevelen en mee te voeren naar zoete oorden. In deze onderdompeling wisselen de pijn van het verlangen en het totale genieten elkaar af. Een grote liefde kan werken als een kantelpunt, als een ervaring die de wereld voorgoed transformeert. Tegenover me zit Femmy Otten en we praten naar aanleiding van haar recente installatie (New Myth for New Family, 2011) op de Rijksacademie waarin de liefde vibreerde en triomfeerde, en de toeschouwer verlegen werd van al die blikken rondom hem. Tussen ons in ligt een boek van Pierre Klossowski op tafel, een boek vol erotiek en voyeurisme. In de kleurpotloodtekeningen van Klossowski komt iets klassieks samen met iets tijdelijks en ook de gewelddadige kant van de liefde zien we terug in het werk, soms zelfs letterlijk zoals in de foto’s van het vastbinden van zijn vrouw Denise.
Femmy Otten vertelt over het moment waarop ze haar eerste reliëf maakte, kon maken, na een heel intense liefdeservaring. ‘Na een stabiele en prettige relatie van zeven jaar kreeg ik een ongekend heftige romance. Er is toen iets bij me opengeslagen wat niet meer is weggegaan, terwijl er ook iets kapot is gemaakt. Niet eerder wist ik dat je zo extreem kunt verlangen. Die overgave, je echt laten gaan, dat bracht deze liefde met zich mee. Om er na afloop weer van los te komen heb ik zijn verhaal opgetekend, alsof hij het schrijft, ik ben hem, en ik heb er een reliëf over gemaakt. Daarmee had deze ervaring z’n plek en kon ik weer verder. Die perspectiefwisseling ben ik blijven gebruiken, iedere keer als ik een werk maak schrijf ik vanuit het personage dat de aanleiding is voor een reliëf. Het geeft me een vreemd soort vrijheid.’
Ergens in het boek over Pierre Klossowski kom ik de zin tegen ‘Then I married Denise very quickly. Denise represented reality while I was metaphysical.’ De realiteit van het lichaam omarmde zijn geest en voerde hem mee. Dat is wat de liefde doet.
In de installatie draagt een vrouw in halfreliëf op de muur een medaillon met het portret van haar geliefde dicht tegen zich aan. Het is een realistisch portret, hij draagt zelfs een bril. Boven haar hoofd zweeft een halo in verschillende lichte kleuren. Haar wang is een beetje geschaafd. Haar lijf is als in een vreemd bebloemd korset geperst en haar handen bungelen onhandig naar beneden. Tegenover het halfreliëf staan de twee geliefden op een berg met aardse attributen als een tas, een blauwe broek en een flesje bier. Twee A’s.
‘Ik was zo in de ban van de liefde dat ik niet anders kon dan daar een werk over maken. Maar wie bezit nou wie, bezit hij haar amulet of omgekeerd? Met de pijlen, de halo, is het bijna een heiligverklaring van de liefde. Ik maak wel zijn portret maar in mijn gevoel gaat het over alle liefdes waar ik afscheid van heb moeten nemen. Terwijl ik midden in de roes van de liefde zit, loopt het vreemd genoeg toch vooruit op het einde.’
Klossowski spreekt ergens over een haperend moment, een aarzelend moment waarbij de hortende gebaren de indruk geven van onbekende krachten bezeten te zijn. De vreemde handen in de installatie van Femmy lijken de directheid van de gezichtsuitdrukking tegen te spreken, iets weg te wuiven, hulpeloosheid. Of de gelaatsuitdrukking bevestigt wat de handen afwijzen, afkeuren of ontkennen.
Voormalig schrijver Klossowski sprak over zijn tekeningen als ‘de kunst van doofstommen die schilders zijn’. Staande in de installatie van Femmy Otten waait die stilte om je heen. Het is vooral de stilte van haar ervaringen die in deze installatie aanwezig is en die je als toeschouwer in de lucht met je vingers kan aanraken. Een gecondenseerd moment dat alles wat voorafging samenvat en vooruitloopt op de blikken van de kijker. De toeschouwer zit gevangen tussen de blikken, opgesloten en buitengesloten.
Femmy Otten vertelt over hoe ze in de zomer samen met haar vriend een fietstocht door Italië maakte, als een religieuze bedevaart langs de muurschilderingen uit de vroege renaissance. Hoe haar geliefde in schoonheid groeide door het fietsen, bruiner, gespierder, en zij zichzelf rood en zwetend erachteraan zag komen. De liefde heeft het overleefd. De fresco’s van Fra Angelico en Piero della Francesca waren opwekkend als zoete honing.
Femmy Otten: ‘De Madonna del Parto van Piero della Francesca in de kerk waar zijn moeder begraven ligt, is vrij van sentiment, pure schilderkunst. Zo ontroerend. Toen ik een fresco van Fra Angelico zag moest ik aan Henry Darger denken, die mate van detaillering herken ik heel erg, hij is zo op de vierkante millimeter bezig, daaruit spreekt een eigenaardige devotie, een bijna autistische bevlogenheid. Ik herken dat, dat is waar ik altijd naar op zoek ben, korte momenten dat je zeker weet dat het helemaal klopt, dat het goed komt in je werk. Een bestemd gevoel. Bij het uitvoeren ben ik heel langzaam aan het zoeken naar die precieze vorm. Totale toewijding, daar gaat het ook om. Heeft met vergetelheid te maken, die roes waarbij je in een soort hypnotiserende toestand terechtkomt. Een roes in alle stilte en concentratie.’
‘Hetzelfde overkomt me wel eens als ik een concert beluister. Tijdens een concert van een stuk van Schubert leek mijn lichaam te groeien, de ledematen voelden heel lang met grote warme voeten en handen aan het verre uiteinde. Dat je lichaam zich zo anders tot jezelf verhoudt, ook dat is een roes. Dat kan je ook gebeuren als je een heel fijne massage krijgt van iemand, maar het is veel intenser als het vanuit jezelf opkomt, veel grootser.’
Op de expositie in Kunstvereniging Diepenheim zag ik haar de laatste hand leggen aan een reliëf, ze zette een koptelefoon op om zich af te zonderen en in uiterste concentratie maakte ze de schildering met een paar streken verf af. ‘Werken, ja, dat is een geweldige roes. Helaas kan ik dat niet altijd bereiken; soms lummel ik de hele dag rond op mijn atelier om dan om een uur of elf ’s avonds twintig minuten te kunnen werken. Daar heb ik dan die hele dag voor nodig. Dat maakt het soms heel frustrerend, dat maakt dat kunst veel tijd nodig heeft. Ik kan het proces wel versnellen door gewoon iets te gaan tekenen of te maken, dan komt het op gang, en ja, dan is het een meditatie.’
‘Francis Alÿs vindt die roes door te wandelen, door dat repetitieve. Het ritme van de voetstappen maakt dat je onderdeel wordt van een groter geheel. Ieder heeft zo zijn eigen rituelen om in een roes te raken.’
‘Het is een specifieke schoonheid die mij in zijn grip heeft. Ik kan er niet helemaal de vinger op leggen maar ik word er wel heel gelukkig van. Dat kan gewoon in de trein gebeuren, een jong meisje dat me obsedeert door haar schoonheid, daar geniet ik van, dat is superspannend, het avontuur van het kijken. Dat wil ik zo graag vasthouden. Dat gevoel dat iets zo makkelijk kan verdwijnen, kan ik slecht verdragen.’
‘Mijn werk gaat altijd over mensen die heel dicht bij me staan maar ook dan heb ik dat heel specifieke gevoel voor schoonheid. Zo gebruik ik vaak het gezicht van mijn jongste zusje want zij heeft die specifieke, magische schoonheid waar ik naar op zoek ben. Het is altijd heel duidelijk geweest wat ik mooi vond, het archaïsche, de simpele, krachtige vormen, vrij van emoties. Maar het is meer dan dat, iets oers, iets heel ouds, dat geen verhaal vertelt maar visueel is en een sublimatie.’
Als 13-jarige liep Femmy met haar moeder het Nationaal Archeologisch Museum in Athene binnen en zag daar de wagenmenner van Delphi, ze begon te huilen. Een suppoost nam haar bij de hand en ze mocht over het hekje heen klimmen om zijn voet te aaien. ‘Dat beeld aanraken leek bijna een seksuele ervaring, zo sterk en allesomvattend.’ De wagenmenner, afkomstig van het heiligdom van Apollo te Delphi (470 v. Chr) is een statig beeld van 1 meter 80 in brons. Een lange man wiens zware gewaad in plooien naar beneden valt. Een open blik, in kleur ingelegde ogen, iets geopende mond. Een ervaring die de wereld alvast een beetje deed kantelen.