Geen Wolk, hoe kunst mijn leven redde
2016

Lieve Inge,
Het valt niet echt mee in Boekarest, mijn onder­zoek loopt goed, ik spreek veel mensen, maar verder vraag ik me wel af wat ik hier eigen­lijk doe, een dag waaide het zo hard dat je bij­na niet rech­top kon lopen, daar­na regende het pijpen­ste­len, en nu sneeuwt het grote vlokken. Mijn kamer is mega ongezel­lig, maar mijn vorige kamer lag recht tegen­over een foute dis­co die tot in de ocht­end door dre­unde waar­door ik uitein­delijk mijn matras in de bad­kamer heb gelegd, uit pure wan­hoop om nog wat te kun­nen slapen. De mensen hier zijn niet heel hartelijk of warm, het onge­makke­lijke lev­en dat ze jaren hebben moeten lei­den straalt er van af. Gis­teren ont­moette ik een kun­ste­naar die me mee nam naar een hip café waar we samen soep aten en een biert­je dronken. Vreemd genoeg voelde ik me daar­na nog een­za­mer, in plaats van opgewekt over die leuke ont­moet­ing. Om de hoek slaapt regel­matig zo’n hele jonge jon­gen op een kar­ton­net­je op straat. Ik probeer mezelf voor te houden hoe gelukkig ik ben met een warme kamer, op reis, en iedere dag eten in overvloed, maar ik kan al bij­na geen Chris­tus aan het kruis zien of het leed van de wereld slaat door me heen. Vreemd hoe je van tevoren een voorstelling maakt: veel mensen ont­moeten en fijn schri­jven — en hoe alles dan pot­dicht slaat. Alles bij elka­ar klinkt het als een kleine depressie die ik wan­hopig buiten de deur probeer te houden. Verder hier­bij een foto van mis­ter Mitroi, naar wie ik het onder­zoek doe, en van mijn ont­bi­jt deze ocht­end waarin een gebakken ei met twee dooiers en een tak­je groen pre­cies een doo­d­skop lijkt. Ciao, Hanne

Daar was ik dan, in een staat van toen­e­mende neer­slachtigheid tij­dens mijn onder­zoek naar het werk van een des­o­late pro­fes­sor en kun­ste­naar.
Florin Mitroi was geen opti­mistisch mens en had daar alle reden voor. In een kleine cat­a­lo­gus van de ten­toon­stelling die een dag na zijn dood opende, somt hij alle tegenslag van het lev­en in Roe­menië op, een door­gaande reeks van ellende, van voor de rev­o­lu­tie en zon­der ophouden door­lopend in het lev­en na de rev­o­lu­tie. Zijn werk wordt door iedereen geïn­ter­pre­teerd als een bij­tend com­men­taar op het régime dat met indi­viduen omgaat als een sinaas­ap­pelpers met een sinaas­ap­pel. Toch zegt zijn broer Adri­an dat als Mitroi op een ander moment in de tijd had geleefd, het werk er even­goed zo uit had gezien.
Ik begri­jp de broer wel, ik zag een serie portret­ten op de Frieze Art Fair in Lon­den en voelde me zow­el ver­bon­den als onderuit­ge­haald. Maar opnieuw komt de schaamte boven, mijn lev­en is immers als hon­ing vergeleken met het bij­tende azi­jn dat het Roe­meense régime voort­durend over zijn burg­ers heen goot. Er was geen ontsnap­pen aan in het Roe­menië van Ceaușes­cu. Maar de portret­ten tonen even­goed de wan­hoop die ieder mens wel eens over­spoelt, een inner­lijke treurigheid die onver­bid­delijk zijn weg naar buiten zoekt. In deze tijd waarin iedereen voort­durend pronkt met zijn suc­ces en er zelfs voor een kleine depressie geen plaats meer is voel ik een oneindi­ge sym­pa­thie voor deze treurige reeks. 

In Boekarest probeer ik het raad­sel Florin Mitroi te begri­jpen. Hij was pro­fes­sor aan de acad­e­mie van Boekarest maar liet zijn werk slechts een­maal zien in een ten­toon­stelling in de Cat­a­comben galerie. Wat bewoog hem om een lev­en lang iedere dag te teke­nen, zijn eigen verf te men­gen, te schilderen, het blad van een schop te ver­gulden en foto’s te mak­en van zichzelf met een pruik op of in een jurk; maar zijn werk te ver­stop­pen in het ate­lier? Pas na zijn dood in 2002 kwam het naar buiten. Zijn stu­den­ten vertellen over de zeldzame keren dat ze naar zijn stu­dio mocht­en komen om met de pro­fes­sor te spreken. Na de bel riep Mitroi: ja ik kom, even geduld’, dat duurde dan zo’n zes, zeven, acht, negen minuten, de tijd die Mitroi nodig had om al het werk te bedekken. Kom bin­nen. Nie­mand wist waar hij zich pre­cies mee bezig hield.
In een tijd waarin iedere kun­ste­naar onderne­mer moet zijn en het grote Mon­dri­aan fonds zicht­baarheid’ als belan­grijk cri­teri­um heeft, besta je dan eigen­lijk wel als kun­ste­naar als je je werk nooit laat zien? Dat weggestopte oeu­vre intrigeerde me mateloos.

Mitroi was de vrien­delijk­ste man van Boekarest, wellevend, zacht, mee­gaand. Maar ook een man zon­der vrien­den, een mens die op afs­tand leefde, aanbe­den door zijn stu­den­ten maar nie­mand kende hem echt. Hij was weinig thuis, hij leefde voor zijn kun­st. Een man met een geheim. Op de foto zie ik een fragiele man met een kaal hoofd en grote bril­lenglazen. Hij leed intens’, zei een collega.

Voor de rev­o­lu­tie van 1989 was de afbeeld­ing van Ceaușes­cu alom aan­wezig. Zoals iedere dic­ta­tor voelde Ceaușes­cu zich bij­zon­der, boven de gewone mensen ver­heven, in een vals gevoel van exclu­siviteit. De macht maak­te hem doof en blind voor zijn oor­spronke­lijke bedoelin­gen, en voor het volk dat kre­unt en ste­unt en in stilte lijdt onder zijn dra­conis­che maa­trege­len, het volk dat diep buigt omdat het niet anders kan. De Secu­ri­tate zit mogelijk met je aan tafel koffie te drinken. Of houdt de deur voor je open. Onder­tussen mocht de kachel niet aan, was het eten op de bon, anti­con­cep­tie ver­bo­den, moest iedereen ver­plicht aan het werk waar­door kinderen opgroei­den bij grootoud­ers. Als ik naar de ein­de­loze serie portret­ten van Mitroi kijk groeit het idee dat in zijn ate­lier het bedro­gen volk zich verza­melde als een geheim leg­er van wan­hopige mensen. Het volk kijkt elka­ar aan om moed te verza­me­len voor een nieuwe dag, voor de ongewen­ste con­frontatie op straat met de ijdele kop van de dic­ta­tor met zijn gladde achterover gekamde haren. 

Regel­matig trok Mitroi naar zijn geboortestreek Olte­nia om in de natu­ur dic­ta­tor­loze lucht in te ade­men, om de troost van het land­schap en het pure van de volk­skun­st. Houten beschilderde kruizen wer­den daar in bomen gehangen en langs de kant van de weg geplaatst om het land te bescher­men en op de deuren beves­tigd om boze kracht­en buiten te houden. Ook in de water­bron lag een kruis om het water te zuiv­eren. Mitroi hield van de per­soon­lijke religie van de boeren en hun zelfge­maak­te devoti­es­tukken. De regen en sneeuw spoelden de kleuren van de schilder­ing langza­am weg waar­door de voorstelling in zwarte lij­nen achterbleef. De ker­nachtige uit­drukkin­gen in de portret­ten heeft Mitroi overgenomen van deze volk­skun­st. Vee­lal nam hij daar­bij zijn eigen gezicht als basis, maar soms ook een foto van een baba, een oud­ere vrouw van het plat­te­land. Maar het maakt niet veel uit, de ver­twi­jfel­ing zit in die sni­j­dende zwarte lij­nen, die prim­i­tieve tragiek. 

Ongri­jp­bare Mitroi. Zijn stu­den­ten ador­eren hem. Ieder ver­haal over Mitroi kri­jgt een gouden aura, alsof hier andere kracht­en aan het werk zijn die de aardse beperkin­gen ruim­schoots achter zich lat­en. Ze zien zijn werk als een missie die ver­haalt over het indi­vidu dat verkruimelt onder de macht van het régime, over zijn afschuw van het oude régime, maar even­goed van de nieuwe rijken. Toen iedereen na de rev­o­lu­tie in 1989 zijn ambitie kon tonen bleef Mitroi op de oude voet door­gaan, onzicht­baar.
Maar’, vraag ik de stu­den­ten, als nie­mand het werk ziet, wat voor zin heeft zijn bood­schap dan?’ Weer kri­jg ik die mys­terieuze glim­lach, de glim­lach der ingewijden.
Denk bijvoor­beeld aan de mon­niken in het kloost­er van Shaolin die op die geï­soleerde plek aan de wereld­vrede werken. Of Yogi’s die in afzon­der­ing mediteren voor een betere wereld.’ Voor de stu­den­ten is het duidelijk dat de hand van Mitroi met grotere kracht­en werk­te dan alleen verf en doek en papi­er. Ze noe­men hem Sen­sai’, meester, zoals de zen-mon­niken hun ler­aar noe­men. Zijn stu­dio is de grot van Aladin.
Meer en meer ver­lies ik mijn aan­vanke­lijke roman­tis­che idee over het totale isole­ment van deze kun­ste­naar. Lag de reden voor zijn extreme afzon­der­ing bij de poli­tieke sit­u­atie of speelt er meer mee? Een voor­ma­lig col­le­ga, die bevriend is met zijn vrouw, over­val ik met mijn vraag of er een geheim is. Ja, er is een geheim. Dan lacht hij en ik begri­jp dat we het geheim nooit zullen ken­nen. Miss­chien lei­d­de hij een dubbelleven, miss­chien dit, miss­chien dat. De spec­u­laties neste­len zich in mijn gedacht­en. We begri­jpen het via zijn kun­st’, zegt de collega.

Na zijn dood in april 2002 betraden de stu­den­ten zijn stu­dio samen met zijn vrouw en zijn broer Adri­an. Al het werk stond ingepakt om bewaard te wor­den voor de eeuwigheid, alsof hij was voor­bereid op zijn eigen dood. De tekenin­gen waren in pakken bij elka­ar gebon­den en op planken gestapeld. Het voor­recht om het werk van hun meester te ont­dekken en aan te rak­en deed hen huiv­eren. Toch herin­nert iedereen zich de feestelijke sfeer als op een ver­jaardag. Ieder werk werd uit­gepakt, gefo­tografeerd, en daar­na weer ingepakt.
De hoeveel­heid werk was over­weldigend. Er waren zo’n 9000 of 10.000 tekenin­gen. Ze waren over­don­derd door de schilderin­gen achter glas, ontleend aan de volk­skun­st. Dat was totaal nieuw. En De altaar-achtige abstracte werken met tekst erop deed hen rillen. In de regel van een gedicht van de Roe­meense Mihal Emi­nes­cu sprak een gevoe­ligheid die hen overviel tussen al het protest: Shine above me, gen­tle light.
In het depot van het MNAC, het muse­um voor mod­erne kun­st in Boekarest mag ik het werk zien. De tekenin­gen vertellen in scherpe zwarte halen hoe een klein man­net­je door grote vrouwen wordt plat­ge­walst. Een­maal is hij in haar buik getek­end en verd­wi­jnt zijn hoofd half onder haar zware borsten. Als de man achter de vrouw staat en met zijn hand haar buik aan­raakt spreekt uit hun mond en ogen een wur­gend onge­mak. Of de vrouw kust de man die ned­erig het hoofd buigt zodat haar lip­pen zijn kale schedel bij­na rak­en. Ze wor­den door hor­i­zon­tale lij­nen naar voren geduwd als waren ze mar­i­onet­ten. De man legt zijn hoofd op het hak­blok ter­wi­jl de vrouw rustig toek­ijkt. Soms lijken het ero­tis­che scenes maar de vrouw is ook Vrouwe Justi­tia die het man­net­je met een vinger in zijn oog achter zich aansleept. Ook hier is geen ontkomen mogelijk. Regel­matig zie je de man een zwaard in zichzelf steken. Een plat­te man­figu­ur van metaal met een veel te groot hoofd en de vuis­ten onmachtig gebald heeft een dolk in zijn rug gekregen.

Mitroi’s lev­en bevat­te het pro­gram­ma van afzon­der­ing dat hem diende als een wapen­rust­ing die hem bescher­mde en tegelijk­er­ti­jd opvrat. Deze vrien­delijke man probeerde een manier te vin­den om met het régime en met de omstandighe­den te kun­nen lev­en. In zijn stu­dio kon Mitroi schuilen voor een lev­en dat hem van alles opdrong dat hij niet wilde; hij had een plek nodig waar hij eerlijk kon zijn, totaal eerlijk, zoals een ander een dag­boek bijhoudt. Hij sloot zich op in zijn ate­lier en werk­te dag en nacht. Enkel voor zichzelf tek­ende en schilderde hij om niet kwi­jt te rak­en wie en wat hij was. We begri­jpen hem via zijn kun­st. In dat andere lev­en, buiten de stu­dio, paste hij zich extreem aan. Iemand noemde hem een lafaard, omdat hij koos voor een onder­huidse manier van lev­en waar­bij hij buigza­am als riet was. Hij protes­teerde niet open­lijk maar zijn verzet vond plaats in zijn ate­lier. Daar was zijn verzet zo fel en zijn eerlijkheid zo alle­som­vat­tend dat hij geen mens in zijn nabi­jheid kon toelaten. 

Ik bezocht de open­ing van een nieuwe VMBO-school in Stad­skanaal waar een ambte­naar zijn speech begon met de woor­den: Geluk is een keuze’.
Maar na mijn trip naar Boekarest is een ding glashelder, geluk is geen keuze. Als je ged­won­gen was onder dat régime, onder die omstandighe­den te lev­en, dan was er geen ontsnap­ping mogelijk. Het werk van Mitroi getu­igt van de onmo­gelijkheid om aan je lot te ontkomen.
In het west­en zijn we meer en meer geob­sedeerd door het idee dat we zelf ver­ant­wo­ordelijk zijn voor het suc­ces in ons lev­en. Als suc­ces een keuze is, dan is gebrek aan suc­ces dat ook. Dat maakt de maatschap­pij steeds hard­er en mensen wor­den aan hun lot overge­lat­en. Mitroi’s werk laat zien hoe een gewoon lev­en in een infer­no kan veran­deren. Zijn een­za­amheid is een keuze omdat hij geen andere keuze had. Het lot noopte hem om met zichzelf en zijn pen en pense­len te leven.

Na zijn dood zijn er in zijn stu­dio foto’s gevon­den, zelf­portret­ten waarop hij te zien is met een pruik op, een hoed en bre­tels, een jurk. De pose met een ont­bloot boven­li­jf is duidelijk ontleend aan Picas­so, de foto waarin hij een hoed, een zwarte bril en bre­tels draagt lijkt te ver­wi­jzen naar Hock­ney. Miss­chien maakt hij de som van het lev­en op. Wilde hij even uit­proberen hoe zijn lev­en er ook uit had kun­nen zien. Als een gevierd kun­ste­naar. In alle vrijheid.