Gerhard Belgraver: 'Joosts werk amuseert, maar net niet helemaal'
Eigenaar: Gerhard Belgraver (76), ontwerper en docent
Wat: een beeld van keramiek van Joost van den Toorn
Titel: Sit down comedian, 2014
Afkomst: Gekocht in 2014
Prijs: ’Het is veel meer waard dan ik betaald heb.’
’Gewoonlijk zit het beeld braaf op een krukje in mijn woonkamer. Een infectie aan mijn knie hield me maandenlang aan bed gekluisterd en ik heb me toen zo geamuseerd met dit beeld. Die half geloken ogen geven de indruk dat hij wat weg zit te suffen. Dat slaperige wegdromen, dat deden we allebei de hele dag door. Bovendien kwamen andere sculpturen van Joost terug van exposities waarvoor ik ze had uitgeleend. De hele meute stond om mijn bed heen, ik bevond me in goed gezelschap. Het zijn mijn huisgenoten.
Dit wezen is van rode aarde gebakken, maar voor het plukje schaamhaar en de snor is witte klei gebruikt die volume krijgt tijdens het bakken. En dan die pastelkleurige glazuren en goud, het is een ware meesterproef om die mix aan materialen heel uit de oven te krijgen.
Het werk van Joost van den Toorn zag ik in 1983 in een galerie in een kraakpand. Toen ik terugkwam om het te kopen was de galerie opgeheven. Ook de kunstenaar leek onvindbaar. Maanden later keek ik rond bij Galerie Torch en daar zag ik in het keukentje een soortgelijk beeld. En precies op dat moment ging de deur open en kwam Joost binnen.
Hij was en is nog altijd een buitenbeentje in kunstwereld. Zijn werk amuseert, maar net niet helemaal. Iets wreeds is er ook. Een bronzen haas lijkt heel aaibaar op het eerste gezicht maar hij houdt zijn handen met bokshandschoenen gevechtsklaar tegen het lijf. Zo is er altijd wel wat. Een lieve vogel maar dan die felle ogen, oei!
Dat spreekt me aan, dat Joost er niet op uit is om te behagen, hij gaat altijd eigenzinnig zijn eigen gang. Joost is geroemd om zijn ’engagement met het afval’, het marginale en afgewezene waarin hij het goddelijke herkent. De vreemde wezens die hij creëert zijn dan ook een ode aan de excentriekelingen van onze maatschappij.’
Foto’s: Carly Wollaert