interviews met opdrachtgevers, voor het boek van Gijs Frieling
Barend Santen (57), advocaat, en Marianne Coolen (58), office manager
Plafondschildering, 2016
Medeschilder: Job Wouters
Barend en Marianne:
‘Dit huis is door architect Christiaan Rapp gebouwd in opdracht van de vader van Barend. In het jaar dat hij zeventig werd kocht hij een kavel in het Oostelijk Havengebied waarop je zelf mocht bouwen en gaf vervolgens de architect de vrije hand. Barend’s ouders zijn er echter nooit zelf gaan wonen en toen zijn wij er met onze drie kinderen ingetrokken.
De woning volgt de vorm van een staande letter H met op zowel de begane grond als de bovenste verdieping een kaarsrecht pad dat het huis van voor naar achter in tweeën splitst. Dus als wij boven naar onze slaapkamer wilden, moesten we altijd dat gangetje buiten oversteken, weer of geen weer. We hebben dat enkele jaren geleden, tegen de zin van de architect, toch deels dicht laten maken.
Rapp leende de woorden van architect Schmitthenner om zijn eigen houding te verduidelijken: ‘Ik vertel niets nieuws, hooguit misschien wat vergeten is.’ (1) Het gaat hem dus niet om loze vormen zonder inhoud die tegenwoordig opgeld doen. Het huis gaat uit van architectonische principes, waar je als bewoner maar mee hebt te leven.
We kenden Gijs via de kunstenaarsplek W139, waar hij toen directeur was, en op aanraden van kunstenaar Ad de Jong bezochten we zijn galerie en lieten daar alles uit de kast trekken. We namen een schilderij mee op zicht, maar brachten het weer terug omdat we het jammer vonden dat het beeld zo abrupt stopte bij de randen van het doek. Het werk van Gijs is gebaat bij een groter gebaar en iedere keer als we Gijs tegen het lijf liepen, spraken we over een opdracht voor een muurschildering. Toen het er eindelijk echt van kwam, bedachten we dat het plafond tussen de keuken en de woonkamer op de eerste verdieping, het hart van het huis, de ideale plek was. Gijs stelde voor om het plafond te marmeren maar wij wilden graag een verhalende voorstelling over het Oostelijk Havengebied als eerbetoon aan Barend’s vader. Op het laatst vroegen we Gijs om een man in een kano toe te voegen, dat is dus de vader.
We hebben ons enorm bemoeid met de invulling van het werk. Zowel het verleden als het heden van dit gebied moest er in terugkomen, evenals een deel van de huizenrij zelf. Steeds stelden we ons de vraag of het voorstel van Gijs echt klopte met wat we voor ogen hadden. Zo zagen we op de schets een moderne kraan en gaven aan dat we een oude kraan (zoals nog op KNSM-eiland te vinden) met die robuuste vorm sprekender vonden; liever niet zo’n schip met drie bergen zand maar iets met meer verbeeldingskracht. Ja, we waren echt lastig.
Ondertussen vroegen we ons wel degelijk af of we niet te veel raakten aan de artisticiteit van de kunstenaar, al kregen we niet de indruk dat we Gijs in de weg zaten met onze vragen en voorstellen. Voor Gijs was die bemoeienis ook nieuw en interessant en hij kwam steeds met nieuwe schetsen. Maar we hadden natuurlijk wel dit huis en het opdrachtgeverschap van Barend’s vader als voorbeeld: door de architect alle vrijheid te geven kon dit huis zo eigenzinnig worden. Regelmatig sloeg ons de angst om het hart dat we het projekt de middelmaat in zouden praten. Vooral Marianne kwam echt in conflict met zichzelf over al onze inmenging. Maar het was een opdracht en met name Barend dacht: ’dan wil ik ook mijn invloed laten gelden’.
Zo’n schildering is als een tatoeage in je huis en dat is beangstigend: je moet maar hopen dat het goed uitpakt. Je kunt het niet meer wegzetten of omruilen.
Samen met Job Wouters ging Gijs drie dagen aan de slag om op keukentrappen het plafond in lagen te beschilderen. Regelmatig lagen ze languit op de vloer om het resultaat te bekijken.
Dankzij de kwaliteiten van Gijs is het een prachtige schildering geworden. Het is hem gelukt om de ruimte te vullen alsof het zo hoort. De hand van Gijs is heel zacht en transparant en dat maakt het geheel organisch en luchtig.
Als je nu naar de plafondschildering kijkt, dan zie je als eerste de abstracte ondergrond: het patroon van het kabbelende water aan de randen, dan de bebouwde laag en het middenstuk, en daarin krijgt de figuratie een plek. De opbouw is heel sterk en ritmisch. Daardoor maakt het niet wezenlijk uit of de geschilderde kraan oud of abstract is, maar voor ons heeft het door die specifieke details wel een extra betekenis. De werkelijkheid is opengeklapt en gestapeld als in een middeleeuwse voorstelling.
Ook de schilderingen van Gijs grijpen terug op kwaliteiten van het verleden, ook voor hem geldt het credo: ‘Ik vertel niets nieuws, hooguit misschien wat vergeten is’.
Door onze betrokkenheid werden we ook medeplichtig. Als de schildering met of ondanks onze bemoeienis heel anders was uitgevallen dan we hoopten, dan hadden we dat geaccepteerd. Maar iedere keer als we boven komen voelt het als een warme omhelzing.
Wat ons betreft is het nu onderdeel van de architectuur en als we ooit vertrekken, dan moet de plafondschildering blijven. Barend zou er als advocaat het liefst een kettingbeding voor opstellen, zodat de schildering van koper op koper behouden blijft.
(1) prof.dr. Bernard Colenbrander, Het huis zonder eigenschappen, uitgesproken op 12 mei 2016 Technische Universiteit Eindhoven.