Mai van Oers: At the Back of Beyond
In een taxi rijdend dwars door Hongkong schieten eindeloze flatlandschappen aan weerszijde voorbij, waar ontelbare mensen in kleine appartementen hun bed opmaken, eten opscheppen, hun bord leegeten en hun kinderen knuffelen. Als duizelingwekkende zwermen bijen kwamen al die mensen mijn gedachten binnen. Al die monden die hapjes rijst eten, al die lichamen die iedere dag onder hun oksels worden gewassen, al die gedachten die misschien net als de mijne zo kunnen razen. Al die lichamen die na hun dood ergens naar toe moeten, begraven, verbrand. Een menselijk landschap, waaruit de natuur zich heeft teruggetrokken op een enkel park na. Als al die zielen van deze mensen in de buurt bij hun lieve nabestaanden blijven moet dat wel leiden tot een explosie.
De eerste tekening uit de serie van vier At the Back of Beyond van Mai van Oers gaf me hetzelfde besef van oneindigheid, een overweldigend besef van tijd die alle kanten uit schiet, naar het verleden, de toekomst of de diepte in. Kathedralen, bossen en straten zijn opgebouwd uit doodskoppen, velden met schedels komen aanrollen als een onstuitbare tsunamigolf. We vliegen over de plek heen en kijken naar beneden als een vogel die langs de aarde scheert. Oneindig.
’In het universum zijn wij een kleine bol, een prachtige bol, maar minder dan een zandkorrel in de woestijn’, zegt Mai later in ons gesprek.
Deze tekening gaat over het overdonderende besef van het einde van ons lichaam, over de botten en de beenderen. Het lichaam dat de grond in gaat waar de wormen ervan eten en de verrotting inzet, zodat de botten en schedel overblijven, schoon en fris. Het is alsof Mai van Oers de aarde transparant maakt om te laten zien wat er in- en onder de grond gebeurt. Daar bevinden de doden zich tot ze bij het laatste oordeel uit hun graven zullen herrijzen. Voor wie er in gelooft. Op een miniatuur uit Tres Riches Heures van de duc de Berry uit de 15e eeuw splijt de aarde op drie plekken open en twee mannen en een vrouw klimmen er met onhandige bewegingen uit terwijl ze verbijsterd naar God kijken die boven hen troont op een wolk terwijl het bloed van zijn voeten druipt.
Jarenlang maakte Mai van Oers kleine schilderijen waar ze door het groen en bruin van de gecondenseerde natuur het licht heen liet schijnen. Een tussenwereld van amorfe vormen, een grote wereld op een klein doek, compact en dwingend. Het licht geeft de betekenis. Als je het licht eruit weg schildert heb je een dood schilderij. Licht brengt leven. De werken refereren aan bomen, bossen tuinen, landschappen, vegetatie, ook de lucht, aan alles behalve mensen.
Om wat bij te verdienen maakte ze maquettes en trok de contouren met een vulpotloodje. Het potlood tikkelde in haar handen en die lijnen op papier bevielen haar. In haar studio probeerde ze wat uit met kleine schetsen in potlood en een nieuwe tekentijd ving aan. Ze bleef tekenen.
Tijdens de eerste opzet van de eerste grote tekening uit de serie At the back of Beyond, overleed haar moeder en daardoor kreeg het werk een kantelpunt en zijn bestemming. Het werd een ode aan haar moeder en haar eerder overleden vader, en tegelijk een zoektocht naar wat er na de dood kan zijn. Het werd haar persoonlijke Goddelijke Komedie.
Zoals de reis van Dante een tocht is naar het zielenheil, zo bevat ook deze serie de vraag naar de bestemming van de mens, naar de achterkant van het bestaan.
At the Back of Beyond 1 begon, zoals altijd, vanuit een vrij vaag idee. ’Een mentaal idee, zo onbestemd, dat kan ik niet omschrijven, net als met een droom, zodra ik het droombeeld wil pakken, vasthouden, is het weg.’ Haar hand tekende, het idee was ergens in haar aanwezig maar onmogelijk te verwoorden; alleen de directe verbinding tussen hoofd en hand werkt feilloos. Zo gleden de doodskoppen over het papier, als een leger dat oprukt, zo kwam de kathedraal tot stand, met zijn ledematen van schedels. Onstuitbaar aangerold vanuit een andere dimensie.
Het formaat waarop Mai werkt is redelijk groot voor zo’n volgetekend vel, 140 x 100 cm, en het papier is stevig. Op drie plekken maakt ze een opzet aan de hand van afbeeldingen die ze heeft verzameld. Een daarvan is een afbeelding van een kathedraal van Jean Fouquet uit 15 e eeuw, uit het Lexicon van boekverluchters. De kathedraal is nog onaf en bevindt zich daardoor half in de werkelijkheid, half in een andere wereld als een vooruitblik naar hoe het moet worden. De kathedraal die Mai tekent krijgt een heel eigen draai maar behoudt eenzelfde soort mengeling van realiteit en verzinsel.
Een ander begin in deze tekening ontleende ze aan het huis waar Maria met haar kind voor zit in De aanbidding der wijzen van Fouquet. Ook dit bouwsel bestaat uit schedels, er lijken gordijnen te wapperen, gotische glas in loodramen vullen het dak en op de richel van het dak staan familiewapens. In het bouwsel liggen twee lichamen, hoe ver zijn we in de tijd?
Naarmate de tekening vordert moeten de drie stukken die ieder een eiland vormen logisch bij elkaar komen. Dat zijn zo haar eigen regels. Of dat goed lukt is steeds het avontuur van het tekenen. Je kunt wel wat gummen maar van teveel gummen gaat dit papier snel kapot.
Mai gebruikt de middeleeuwse manier van een verhaal vertellen waarin verschillende tijden en plaatsen tegelijkertijd op het papier verschijnen.
De kathedraal is de toegangspoort tot de ruimte van de tekening. Haar vader en moeder zijn samengebracht, en staan in het midden van de tekening in monnikspijen naast elkaar, als een bruidspaar, aan de rand van een golvende tegelvloer. Miljarden zijn hen voorgegaan.
In De Goddelijke Komedie maakt Dante een imaginaire reis door het hiernamaals, een reis van zeven dagen die start op goede vrijdag in het jaar 1300. Zijn gids is de Romeinse dichter Vergilius. Eerst dalen ze af naar de hel, een trechter die tot het midden van de aarde reikt, dan beklimmen ze de louteringsberg, (het vagevuur) en vervolgens stijgt Dante op naar de top van de louteringsberg waar het aardse paradijs zicht biedt op het allerhoogste, de hemelsferen, de goddelijke abstractie, verbeeld door een cirkel tezamen met twee andere cirkels en het weerzien met de sterren.
Mai laat me een miniatuur zien in een boek dat gemaakt is in opdracht van Federico da Montefeltro, de man met de kromme neus van het beroemde portret van Piero della Francesca, graaf van Urbino, die een grote bibliotheek bij elkaar verzamelde. Op deze afbeelding van schilder Guglielmo Giraldo aanschouwen Dante en Vergilius de doden in de hel, in de anus mundi. Een kaal rotsachtig landschap omringt een ijskoud bevroren blauw meer onder een norse hemel. De dode zielen zien er uit als mensen. Uit het ijskoude meer zien we de voeten van enkele zondaars omhoog steken en een ziel in de vorm van een naakte mens met zwart haar bijt tot bloedens toe de nek van een andere verdoemde: Graaf Ugolino wordt gezien als verrader van zijn stad Pisa bijt zijn moordenaar, de aartsbisschop Ruggieri, in zijn nek. Zo zullen ze elkaar eeuwig folteren.
De kou slaat je om het hart, het is een afschrikwekkend tafereel. De hemel, de hel en het later bedachte vagevuur zijn constructies die het leven voortdurend angst inblazen. Het hiernamaals is een afrekening met het al of niet erkennen van Jezus en het naleven van de christelijke deugden. Het onbekende was een vat vol horror verhalen, zoals de Komedie dat levendig in woorden vat.
De angst voor de dood is van alle tijden. Ook Mai kent die angst.
’Mijn ouders hadden geen moeite met het einde van het leven, het geloof hielp hen. Mijn vader sprak op zijn sterfbed: ’ik verwacht niets, we weten het niet, ik geloof niet in een hemel, al is dat wel een mooi beeld.’
Hij vertelde haar over een droomachtige ervaring waarbij hij zichzelf in een bed zag liggen en naar alle dimensies kon afreizen. ’ik was energie, ik kon naar de toekomst reizen, naar het verleden. Ik hoop dat dat het is, dan is het fantastisch. Dan hoor ik daar en niet meer hier bij jullie en ik kan overal naar toe.’
Mai: ’Die ervaring van mijn vader stelt me gerust. Het is zo mooi dat hij je in iets voor-leeft, namelijk hoe je moet sterven, rustig, groots, met humor.
Door deze tekeningen, waar ik maanden aan werk, ben ik iets geruster geworden, minder angst voor de dood en het onbekende. Ik teken door m’n angst heen.’
Aan de bovenrand van de tekening hangen drie emblemen op een soort tegeltableau in de onbestemde ruimte, het zijn de symbolen van Santiago, Jeruzalem en Rome. Naar twee steden is Mai met haar moeder gewandeld. (Rome met de gekruiste sleutels van Sint Pieter en Compostella met de schelp van Sint Jacob).
’Als je dagen achtereen niemand ziet behalve een oud vrouwtje met takkenbossen op haar rug en af en toe in de verte een schaapherder ontwikkel je een andere blik op het landschap. Je perceptie van afstand verandert, van tijd. Je gaat meer zien, anders zien, intenser, en dat zuig je allemaal op. Die innerlijke ervaringen komen er in zo’n tekening weer uit.’
De nietigheid van wie je bent als mens dringt met het langzame tempo van het wandelen stilaan door, er is niets anders dan jij en het landschap, het weer, het eindeloze, het beginpunt en het einddoel van die dag. Wandelen is een les in nederigheid, in het nu.
Een pelgrimstocht is een wandeling met een einddoel. Ook de Goddelijke Komedie kent een einddoel. Dante dicht in zijn slotvisioen:
’het peilloos licht dat in zich zelve waar is.
het eindeloze hoogste goed- bliksemschicht als flits van inzicht
Verheven verbeeldingskracht was hier onmachtig,
maar reeds bewoog mijn lust en wil — een wiel
in immer eendere wentelgang — de liefde
die ook de zon beweegt en de andere sterren’
Het licht is uniek, en wordt uitgelegd als het visioen en het inzicht dat het doel was van deze pelgrimstocht, de Goddelijke Komedie. ’O hoogste licht, dat zo te boven gaat wat mensen kunnen vatten.’
Het licht is de constante compagnon van Dante op zijn reis:
’En iedere lezer denkt bij Dante, vroeger of later, aan licht: het licht dat zo bar ontbreekt in de hel, zo ontroerend en onbeschrijflijk melancholiek daagt aan het begin van de Louteringsberg, het licht dat, even onbeschrijflijk intens, doorbreekt in het paradijs. Licht is Dante’s belangrijkste metafoor: het staat bij hem voor de Verlichting van de ziel door de Genade. (1)
In Encounters at the End of the World reist filmmaker Werner Herzog af naar het McMurdo Station in het desolate Antarctica waar het in de zomer altijd licht is. De bewoners zijn allen zonderlingen, zoekers, ’dreamers, who are on a journey’. De wetenschappers verdragen alle ongemakken voor hun unieke onderzoek naar het gedrag van pinguïns, of naar de geluiden van zeehonden. Ze worden gedreven door het verlangen de grenzen van de wetenschap te verleggen. (1)
’Antarctica is very much a key to the next world, whether that means living on the moon or figuring out how humans and other life-forms will persist on a planet that’s hell-bent on getting hotter.’ (2)
Werner Herzog: ’Mijn zoektocht heeft weinig met feiten te maken. Het gaat me niet om de waarheid van de accountant. Het telefoonboek van Manhattan is miljoenen keren correct, maar het verheldert niets, verlicht je niet. (..) Dat is mijn definitie van het bestaan, dat je de waarheid ontdekt als je buiten jezelf durft te stappen.’
De film laat de nietigheid van de mens in het oneindige koude landschap zien, de mens als uniek wezen en de open houding van deze wetenschappers. Dat oningevulde is belangrijk. Het besef van ons voortdurend tekort.
Ook de tekening van Mai is als een pelgrimage die leidt naar inzicht. Niet naar nieuwe feiten. Niet naar bekende inzichten, maar naar mogelijkheden, het onbekende accepterend.
Of zoals Mai zegt naar aanleiding van Encounters: Iemand die met een open geest naar de dingen kijkt dat vind ik een echte wetenschapper.’
Tegenover de kennis van de wetenschap staat een nog veel groter gebied vol met zaken waar we nog steeds niets van begrijpen. Andere planeten, het leven na de dood, het raadsel tijd. In de tekening dansen ronde gaten die afwisselend licht of donker zijn ingevuld, gaten die door de tijd heen vallen, door de ruimte heen kantelen en heden en verleden verbinden. Dat is het grote onbekende. Wat is tijd, wat is ruimte, hoe ver reikt ons sterrenstelsel, kunnen we door het universum reizen? Doorflitsen, wat het zou kunnen zijn? Hierna. Hiernamaals.
De steeds wisselende perspectieven in de tekening laten alles open, en dat is de kern, onze onwetendheid, ons beperkte blikveld.
Wij mensen als onderdeel van het universum, dat besef kunnen we amper dragen. De sterrenhemel, dat zijn wij.
Hanne Hagenaars
Literatuur:
1 David Rijser, overdonderd door Dante, NRC Handelsblad, 1 december 2000
2 http://www.filmkrant.nl/TS_juni_2009/13306
(http://www.independent.com/news/2008/oct/09/reflections-werner-herzogs-encounters-end-world/)
Master of Death, Yale University press
Dante’s Goddelijke Komedie, Uitgelezen, Primavera Press