Owens is een vreemde goth­ic vogel in de wereld van de mode. Zijn kled­ing is sto­er, draag­baar, vanu­it grote vlakken opgezet en voor­namelijk zwart. De schoe­nen lijken vaak op leg­erk­ist­jes en de jas­jes op motor Jacks. Owens kled­ing ademt een ruige, androg­y­ne erotiek ter­wi­jl zijn klanten toch Parisi­ennes of vrouwen uit Tokio zijn met een maat­je zesender­tig. Hij doet de din­gen op zijn eigen manier. Zo zul je zijn mode nooit op de advertentiepagina’s van Vogue of Elle tegen komen want advert­eren doet hij niet. I’m try­ing to find very clas­si­cal­ly grace­ful lines but in a prim­i­tive way.’ type­erde hij zijn sti­jl. Owen heeft geen mod­eo­plei­d­ing en na twee jaar kun­sta­cad­e­mie dook hij het nachtleven van Los Ange­les in. I was a part of the wicked Hol­ly­wood Boule­vard hus­tler bar world. I hung around peo­ple like God­dess Bun­ny, a dwarf friend of mine, and Mr. Bean­bag in super sleazy, crys­tal, tran­ny hus­tler bars just off Hol­ly­wood Boule­vard, a cou­ple of blocks from my stu­dio. It fit into my aes­thet­ic of bro­ken idealism.’ 

Zijn kled­ing met die off side rauwe rand­jes blijkt aantrekke­lijk voor de mode­mensen in het keurige hippe cen­trum. In een inter­view Met het Duitse tijd­schrift Plas­tik (http://​www​.alle​splas​tik​.de/​t​e​x​t​e​/​r​i​c​k​-​o​w​e​n​s​-​h​e​llboy) noemt Owens Bran­cusi en Paul Kooik­er als zijn twee inspi­ratiebron­nen, een onwaarschi­jn­lijke com­bi­natie van helden. De klassieke, zui­v­ere eeuwige waar­den van de sculp­turen van Bran­cusi tegen­over de broeierige foto’s van Paul Kooik­er, waarop vrouwen in onel­e­gante houdin­gen poseren, rauw en rom­melig. Op de vlo­er slin­geren nog de doos­jes van de polaroids die hij gebruikt om een proef foto te mak­en. Owens nodigde Paul Kooik­er uit om een look­book van zijn acces­soires te mak­en, al besefte Kooik­er pas na afloop dat de vraag een look­book betrof. Hij kreeg carte blanche en mocht eigen­lijk doen wat hij wilde als er maar af en toe schoe­nen of een tas op zou staan… Meer vri­jheid dan ik van een galeriehoud­er kri­jg’, grin­nik­te Kooiker.

Ook al lijken de gren­zen tussen kun­st en mode te ver­vagen, in de mode zijn toch andere principes aan het werk. Waar de kun­ste­naar de gren­zen van schaamte, schoonheid of sociale moraal opzoekt bli­jft mode alti­jd bin­nen het gebied van de ver­lei­d­ing, het kijken wordt posi­tief beloond. Als Vik­tor en Rolf de ver­houdin­gen van het lichaam aan­tas­ten en het lichaam op ongepaste plaat­sen lat­en uit­stulpen waar­door mod­ellen als de gebochelde klokken­lu­ider over de cat­walk lopen is er geen reden om je gezicht af te wen­den. De mod­ellen zijn prachtig en je weet dat hun dunne per­fecte lichamen onder die kled­ing schuilen. Het is een spel dat de blik niet blok­keert maar genereus beloont.
In de Vogue van maart poseert een zwanger mod­el in de reportage Cen­tre of atten­tion dat focust op het blote mid­den­rif. De buik ziet er prachtig uit en je weet zek­er dat die nooit zal lub­beren of achter bli­jft met zwanger­schapsstrepen, of meer exact, de lez­er van Vogue hoeft niet bang te zijn zulke onef­fen­heden tegen te komen. Lef in de mode valt alti­jd bin­nen het appeti­jtelijke. Achter iedere serie foto’s staat een team om het con­cept per­fect uit te voeren, zelfs de sab­o­tage van de per­fec­tie is per­fect uitgedacht en dat maakt het saai en lev­en­loos.
Een mod­ere­portage die ik nooit ver­geten ben was er een waarin de man­nen van een boor­ei­land in prachtige jurken waren gehe­sen. Ver weg van de realiteit en toch dicht er boven op, want behalve dat de man­nen dure haute cou­ture jurken droe­gen was er verder niets geën­sce­neerd. Zo’n zeldza­am moment waarin mode de onge­poli­jste werke­lijkheid betrad, meestal bli­jft men op het eiland waar alleen maar pal­men wuiv­en. I want­ed to make some­thing beau­ti­ful and the most pro­found beau­ty is ground­ed in some­thing real’, aldus Rick Owens over zijn kleding.

In deze tijd van cross-over wordt meestal de gren­zen verzacht en beslecht en de raakvlakken tussen bei­de dis­ci­plines kri­j­gen alle nadruk. Eerder wer­den fotografen gevraagd om de mod­ew­ereld bin­nen te tre­den. Alec Soth maak­te het fash­ion mag­a­zine Paris-Min­neso­ta en zag deze uitn­odig­ing van Mag­num als een excu­us om met mode te spe­len. Toch bleef het con­cept in zijn ogen te zwak: the truth is that we did not have time for ideas.’ Ook het samen­werken met een heel team valt hem zwaar. Het is juist de ont­moet­ing, de ruimte tussen hem en die ander, wat hem fasci­neert en die span­ning is weg als je met een team aan de slag gaat. Uitein­delijk kiest hij voor het nie­mand­s­land tussen zijn eigen wereld en die van de mode, Min­neso­ta ver­sus Par­i­js. De shoots situeerde hij in zijn eigen omgev­ing van zuidelijk Ameri­ka en hij wis­selt ze af met land­schap­pen en portret­ten van bewoners.

Fotograaf Hel­mut New­ton hield van het werken met mod­ellen en deed graag modeshoots. Hij werk­te met de beste teams, de mooiste man­nequins en de duurste appa­ratu­ur, want als je mag doen wat je wilt waarom zou je dan niet gebruik mak­en van het allerbeste?
Waarom je dat niet zou doen is te zien in S/S 13 ISLAND van Paul Kooik­er, het look­book voor de acces­soires van Rick Owens waarop amper een tas of schoen te zien is. Op de cov­er hangt een vrouw onge­makke­lijk over een oude leren stoel op een draaipoot heen. De zwarte haren ver­ber­gen haar gezicht en haar buik is bol en rimpelt. Ze draagt zwarte laarzen die als een sil­hou­et in de lucht steken. Op de grond ligt een ver­geten hoop­je foto’s en op de achter­grond loert een oude archiefkast.

De tweede foto lijkt een beet­je op de eerste maar is onscherp alsof een nerveuze assis­tent even op een lad­der is gek­lom­men en klik­te. De witte vlakken van het onscherpe lijf en de witte achter­wand over­heersen. De schoe­nen zijn vage zwarte vlekken. Tussen de rom­mel op de grond in de stu­dio ont­dek je tassen en porte­mon­nees en op de achter­grond staat zelfs een uit­puilende tas met de boekhoud­ing van de fotograaf. Vrouwen liggen, baf, op hun buik en steken hun gelaars­de voeten de lucht in. Of je ziet de ze zolen van de schoe­nen frontaal op de voor­grond, met daarachter een zachte massa’s week vlees, de tegen elka­ar gek­lemde boven­be­nen trekken een dun streep­je in het beeld. De kar­ton­nen doos met opzichtig tape waarin de peper­dure acces­soires zijn bezorgd, is gewoon niet wegge­haald. Prop­pen papi­er slin­geren rond. Iedere foto oogt als een plaats delict, een onge­makke­lijke plek, het soort plek dat je wil ver­mi­j­den. Het is een foto­boek dat de kijk­er eerder weg­jaagt dan uitn­odi­gend wenkt. En in deze rauwe realiteit van de stu­dio met onmodieuze mod­ellen ontvouwt zich de totale rel­a­tiver­ing van de tassen en schoenen. 

Het zijn krankzin­nige foto’s. Gruizig, obscu­ur en zwart wit. Des­per­aat en utter­ly human’. Kooik­er zoekt het onge­mak en zijn look­book keert zijn kont naar de com­mer­cie. Wie zijn foto’s kent, ziet dat Paul Kooik­er voor deze opdracht terug­valt op eigen sti­jl, in zijn eigen ate­lier met mol­lige mod­ellen. De
schoe­nen kwa­men er gewoon bij. Hij heeft de modieuze schoe­nen en tassen de wereld van de kun­st bin­nen getrokken en gegi­jzeld. Kooik­er deed eerst paar test­jes met zijn tele­foon, gewoon om een begin te hebben en zag meteen de magie van het imper­fecte beeld. De rest schoot hij ook maar met zijn tele­foon en pak­te ver­vol­gens de schoe­nen en tassen weer in de doos en stu­urde alles terug. Dit was het.
Ik vroeg hem hoe hij dat durfde: Je hoeft niet perse te kijken als je een foto maakt want juist die con­t­role is heel irri­tant. Je moet natu­urlijk wel scherp schi­eten vanu­it het gevoel voor het moment. Het is intuïtief en vanu­it het vertrouwen dat beperkin­gen je iets oplev­eren. Mode heeft ver­lies van con­t­role nodig.’

In het tijd­schrift Paris Min­neso­ta ont­waar je in een prachtig land­schap in de verte een rode tas op een bergje ste­nen. De tas is bij­na niet te zien maar het land­schap is magisch en die sfeer van schoonheid omringt de tas. Die wil je wel hebben, je vertrouwt het land­schap. Mode is als een sprook­je waar je je aan spiegelt, een ver­lei­delijk ideaal beeld, een fan­tas­magorie, als een schuilplaats om je even weg te dromen, Paul Kooik­er zet zijn hakken in het zand, en draait het hele plaat­je om. De kijk­er belandt op een nare, vervreem­dende plek. In de vreemde anon­ieme film­scènes vergeet je de schoe­nen en je wilt liev­er wegk­ijken, eigen­lijk glu­ur je stiekem als een voyeur naar het beeld.

Kooik­er leverde de foto’s in bij zijn vaste ontwer­p­er Willem van Zoe­tendaal. Deze doet niet zo veel, hij kiest 16 beelden van de 20, bepaalt de vol­go­rde, het ritme en laat het boek­je binden met een rood draad­je, pre­cies genoeg.

In ieder Rick Owen winkel lag een stapelt­je van hon­derd look­books, als een extra geste voor de klant, ze zijn meegenomen, opgelost en uit het zicht verd­we­nen. Owens maak­te hier­mee een per­soon­lijk state­ment over mode, een boek­je waar­bij de klanten even uit het zicht zijn verd­we­nen: I try to make clothes the way Lou Reed does music, with min­i­mal chord changes, and direct.’ Woor­den die ook van toepass­ing zijn op S/S 13 ISLAND­van Kooik­er, dat meer een zine’ is dan een look book.

En zo reageerde Rick Owens:

lovethe imagesThanks Rick

LIM­I­TA­TION QUANTIIESS/S 13 ISLAND­LOOK­BOOK COL­LAB­O­RA­TION W/PAUL KOOIK­ER, zo staat het op de site Oplage 1000