Tekst over het werk van Eva Spierenburg:
Midden in de zomer bezocht ik Eva Spierenburg op haar atelier in een oude loods aan de rand van Utrecht. Buiten zongen vogels, binnen vermengde het gefluit zich met een stilte, namelijk het zwijgen van alle losse lichaamsdelen die daar aan touwtjes hingen, op de grond waren uitgestald, en van een wit hoofd dat niet anders dan zwijgen kon omdat het geen mond had gekregen.
Ons lieve en lastige lichaam was nadrukkelijk aanwezig op die werkplek van Eva, in de stokken die ze tegen de wand plaatste, in de handen van wit gips, de zwarte voeten van kunststof, in de kleur roze en rood, in de klei, in handelingen en in sporen van handelingen. Het lichaam was er aanwezig, in stukjes maar niet als drekbundel, zoals het in de middeleeuwen werd genoemd, geen hijgend, zwetend of bloedend organisme waar ook pus uit kan komen. Meer als ex voto’s, die je naar de kerk kunt brengen om een gunst te vragen. Al wordt het lijf gepresenteerd in losse delen, het blijft sereen. Misschien is dit atelier een plek van genade, al is dat woord te religieus voor de praktijk van een hedendaagse kunstenaar.Het lichaam is ons leven, ons bestaan. Zonder lichaam geen gedachten, geen visioenen, geen religies die het bestaan trachten te duiden.
We leven in een tijdperk waarin het lichaam meer dan ooit zegeviert: het is te meten, te onderzoeken, te repareren, terwijl de onbegrijpelijke ziel uit ons leven is weggeglipt. Een hiernamaals? ’Ik zie geen leven na de dood’, zegt Eva halverwege ons gesprek. Maar wat dan wel? De dood bezorgt ons angst en paniek, wat dat betreft zijn we niet veel verder dan de middeleeuwer die vreesde dat zijn ziel naar de hel zou gaan. Afbeeldingen tonen zielen als piepkleine mensjes in hel en vagevuur waar ze helse pijnen doorstaan. Maar ook het ‘niets’, in de zin van ‘er is niets na de dood’ maakt bang.
Hier in het atelier van Eva hangt niet alleen de vraag over het leven na de dood in de lucht boven alle objecten, maar vooral ook wat de dood betekent voor de levenden. Het besef van eindigheid geeft iedere ervaring en handeling in dit leven zijn belang. Het gaat over pogingen het ongrijpbare te duiden en over het mystieke waarbij de taal van religie soms een prachtig vocabulaire biedt.
Midden in dit atelier staat een hompige iets rechthoekige witte sculptuur waarop een soepele zalmroze-oranje zak ligt. De witte buitenkant van die vreemde berg lijkt opgelapt met stroken tape en her en der met een extra laagje verf. Dat zakje lijkt wel een uitvergroting van zo’n met lavendel gevuld kussentje dat je op je ogen legt om ze rust te geven. Schimmelplekken maken duidelijk dat het verval al heeft ingezet. Het is een intrigerend ding dat je niet kunt duiden. Het zou een altaar kunnen zijn, of een rotsblok, maar dan van piepschuim. De inspiratie komt van een foto die Eva in China maakte waar een langwerpig groen fluwelig kussen op een stenen ondergrond ligt, zo lichamelijk, dat je als je door je wimpers kijkt, een mens ziet rusten.
Dan laat Eva me een foto zien waarop drie wetenschappers in witte jassen met plastic handschoenen en mondkapjes klaar staan om een bundel waarin een mummie is verpakt te gaan onderzoeken. Het ingepakte lichaam is eeuwen oud en ook al is al het vlees vergaan, het is nog steeds zo menselijk doordat het skelet in een zittende houding is vastgebonden. Er loopt wat gruis uit de dichtgenaaide zak stof op de tafel. Een van de onderzoekers trekt aan een touw om de bundel textiel te openen. De wetenschappers willen er natuurlijk alles over weten en laten er straks hun meest geavanceerde technieken op los, maar nu zien we de vreemde abstracte vorm van wat ooit een mens was en de instrumenten waarmee ze hun eerste observaties starten: pincetten, een blaasbalg en een loepbril.
De Chachapoyas (the raiders of the cloud) in Peru mummificeerden hun overledenen en plaatsten ze op een rots in het regenwoud en dit is dan wat er van een wolkenmens over is, een prachtig intact pakketje botten (met soms een rij prachtige tanden). De foto impliceert een ontmoeting van mensen, van verschillende perioden en in een ander moment van zijn. Een botsing van visies ook. Het is een huiveringwekkend beeld. De drie moderne onderzoekers willen het leven ontrafelen en zijn geheimen doorgronden maar wie weet wat ze ontketenen door aan dat touw te trekken waarmee ze de bundel zullen openen.
De gedachte om de ideeënwereld van de Chachapoyas over het hiernamaals te respecteren en de mummies met rust te laten lijkt onbestaanbaar.‘The more you know the farther away we are’ klonk de stem van Joan Jonas in haar installatie Of the land (2019) en die uitspraak kleurt voor mij de foto in. We onderzoeken alles wat er in materie voorhanden is maar over het werkelijke raadsel zwijgen we: wat gebeurt er als een lichaam dood gaat? Religies boden eeuwenlang houvast als een manier om het leven uit te leggen. Zo is het in Bhutan nog steeds verboden om de bergen te betreden want daar wonen de geesten. En ook al valt dat niet te bewijzen, de bergen zijn er nog onaangetast. Soms is het goed om een raadsel te accepteren. Zoals de witte berg van Eva Spierenburg zijn geslotenheid etaleert. Een ondoorgrondelijke witte vorm waarop het kussentje dommelt. Dat is het, laat hem vooral met rust. Laat de schimmel zijn gang gaan.
Er wordt wel eens gefluisterd dat met de opkomst van vrouwen in de kunst de autobiografie meekwam. Louise Bourgeois hakte haar frustraties in steen, tekende in eindeloze herhalingen haar slapeloosheid, ze liet zien dat haar woede over het verraad van de vader meedogenloos goede kunst kan opleveren. Misschien is het wel haar woede die haar werk zo sympathiek maakt. Nog steeds worstelen kunstenaars met de vraag of die persoonlijke ervaring hun kunst niet te klein houdt. Te privé? Te therapeutisch? Toen de moeder van Eva overleed zat ze naast haar bed en volgde het proces intensief. ‘Het moment waarop de laatste adem het lichaam verlaat, dat dan ineens zielloos wordt en koud en hoe je ziet dat het leven letterlijk het lichaam verlaat. Hoe er dan een nieuwe toestand ontstaat, dat vond ik zo ingrijpend.’ Ze gelooft niet in een leven na de dood maar ze maakte wel contact met haar stervende moeder door tegen haar te praten. De lucht leek daarna frisser, zuiverder. Na de scheiding kon Eva’s moeder niet voor haar kinderen zorgen, door haar ziekte werkte het lichaam niet echt mee en haar geest was te passief om ertegen in te gaan. Haar spieren, haar geest, alles leek krachteloos, zoals het kussentje passief boven op de witte berg ligt, alsof de grens tussen leven en dood al bij leven lijkt te vervagen. Als kunstenaar voert ze in Recreating my mother, attempt 4 (2015) een ritueel uit dat begint met het kleien van een rib. Vol tederheid boetseren de vingers een hoofdje met vervolgens een slangachtig lijf, als van een zaadcel. Ze pakt het kleilichaam op, een afdruk blijft achter op het hout. Vol tederheid wiegen haar handen het poppetje. Later maakt ze een gat in de buik. Behoedzaam en vol liefde hakt ze het lichaam tenslotte met een klein hamertje tot brokkelig gruis.In een Mariabeeld zie je soms een klein Christuskind in de holte van haar buik staan, omgeven door stralen. Maria is onze voorbeeldmoeder, perfect, net als God en de heiligen maar de mens is een schepsel dat altijd te kort schiet. De stralen ontbreken. Recreating my mother doorbreekt dat zwart-witte: mijn moeder, mijn oorsprong, er is een tekort, is er nog liefde? herstel? en kan ik me er van los maken? Kunnen we overleden vaders en moeders nog liefde geven, haalt dat iets uit? Na de dood van haar moeder gaat Eva anders te werk: ze filtert de grote thema’s uit haar eigen ervaringen, en stapt zelf het werk binnen.
In een gefilmde performance zien we Eva’s krachtige elegante blote voeten onder een plissérok uitsteken. Ze tracht zich staande te houden op de top van een berg glibberige klei. Haar tenen spreiden zich als de klauwen van een vogel terwijl de voeten zich wiebelig heen en weer verplaatsen. De achtergrond is knalblauw, zoals de lucht boven de hoogste berg in Griekenland vaak blauw kleurt. Homerus noemde deze berg het huis van de goden. Zo stellen we ons de goden ook voor, niet in de druipende regen maar heersend onder een blauwe lucht. Verheven boven, maar ook in contact met het aardse. De Griekse Goden zijn immers verbazingwekkend menselijk. Volgens hun oude mythen is de wereld ontstaan uit incest, woede en wraak. Uranus at zijn eigen kinderen op. De goden heersten als ijdele dictators en verzonnen voortdurend listen om hun wellustige zin te krijgen. Een fluïde wereld vol metamorfosen: een gestorven god keert er weer terug als wassend water of als ster aan de hemel. De mens Orpheus keert zelfs terug uit het dodenrijk Hades. Het dodenrijk zelf is stilte en duisternis waar de doden schimmen zijn wiens aanwezigheid je niet kunt zien maar wel voelen. Veel meer is er niet over bekend. Is het te veel om die plissérok van Eva met Deleuze te verbinden? De Franse filosoof schreef een verhandeling over de plooi, die hij zag als iets veranderlijks, als iets waarin tegenstellingen zich verbinden. De stof die zich naar buiten keert en de stof die zich terugtrekt naar binnen: en precies daarin zit dan de zingeving verborgen. Hij noemt het ‘de ruimte van een (her)waardering, die mij zowel de radicale eindigheid van mijn materiële bestaan duidelijk maakt als de ideale oneindigheid van mijn verbondenheid met de geschiedenis van de menselijke zingeving.’
Als God de vader in middeleeuwse schilderingen uit de hemel neerdaalt zien we soms een stukje van zijn mantel verschijnen waar zijn twee voeten onder hangen. Verder komt hij niet. Misschien gaan wij mensen later naar Hem in de hemel, maar God komt niet naar de bezoedelde aarde.
In het oeuvre van Eva gaat het om de tussenmomenten, om het onbesliste, of de gebeurtenis die vast staat maar zich verder kan ontwikkelen, om de uitwisseling van de realiteit en alles wat we niet kunnen duiden. Een gedachte kan zich omkeren. De plooi die naar binnen trekt en naar buiten keert. In haar werk krijgt de handeling een steeds groter belang. Het aanraken, een verbinding maken of iets juist kapot maken — de handelingen voegen zich steeds meer bij de objecten.
In de tentoonstelling van Eva hangt een doek met een vage rode vlek, vastgezet met stenen als op een Joodse begraafplaats. In de middeleeuwen werd de zijdewond van Christus vereerd: ‘De devote middeleeuwer die deze dubbele lip, ‑de Vulva Christi,- wist te penetreren, raakte Het Hart van God.’ Maar zo’n hand die een lichaam binnendringt heeft ook iets gewelddadigs. In die rommelige verfvlek ligt de handeling besloten, als verwijzing naar de wond van Christus, een omzetting van een tekening in een gebedenboek waarbij de wond eruitziet als een prachtige rode vulva. Een en al kwetsbaarheid.
Aan de muur hangen handenschoenen van latexrubber. Het zijn afgietsels van haar eigen handen die ze heeft gebruikt om de handschoenen te maken. Aanraken kan de huid doen branden, het kan helen, het kan een grens overschrijden zoals blijkt uit de lijst met woorden die Eva me stuurt. Woorden die bij de handschoen-handen horen.To wear as a second skin. To wear as my skin. To touch. To stroke (while keeping a distance). To cherish. To be the performer. To investigate objects To poke into lifeless things To poke into hurtful things. To be disposable. Van het een naar het ander, een aanraking kan teder zijn, troostend, seksueel of een grens overschrijden. Aanraken kan vol liefde zijn, of een gewelddadige en transgressieve daad. Een gebaar om iets te weten te komen, om iets tot leven te brengen. Objecten tot leven brengen, dat is een specialiteit van de kunstenaar. De rubberen blaasbalg van de onderzoekers zou van pas kunnen komen. Lucht blazen, als ademen. De onderzoekers lijken leven te willen blazen in het definitief levenloze. Bij een kunstenaar is dat anders, die werkt in het tussengebied waar objecten bezield raken. Haar adem blaast het stof over de objecten heen, ze brengt ze in slaap, of maakt ze wakker. Ze verbindt de mythen met onze realiteit. Meer dan ooit hebben we de mythen nodig, de duidingen, de objecten en rituelen, maar dan wel zoals de kunstenaar die biedt, omdat zij de betekenis nooit vastzetten. We realiseren ons ‘Hoe zeer veel stiller dood dan slapen is’ en beseffen hooguit dat we niet-weten.