04—02—2020

Iedere dins­dag staan de vuil­nisza­kken buiten te wacht­en, zwart en dicht­ge­knoopt. Een man op een fiets komt langs, maakt ze open en kijkt de inhoud zorgvuldig na. Hij neemt een beschadigd geë­mailleerd bor­d­je mee. De vol­gende man gaat grover te werk. Hij steekt met een mes de zakken kapot waar­na de inhoud op straat rolt. Niets neemt hij mee. Ik hoop dat Sara Bjar­land langs komt en een foto maakt van de halve gegrilde kip die eruit is gevallen. De deels opgegeten kip gun ik de zachte blik van haar cam­era. Ik haal de plant van de buren weer naar bin­nen. Wie weet kan wat magis­che liefde en iedere dag een beet­je water de plant weer tot lev­en bewe­gen.

Sara Bjar­land speurt tussen het vuil­nis en neemt de kapotte, ver­lepte en besmeurde spullen onder haar hoede, mee naar haar ate­lier. Ze is de man­tel­madon­na voor al wat is afgedankt. Haar ogen rak­en het aan en haar blik brengt er, via de cam­era, lev­en in. Ze zet onver­schil­ligheid om in een helende foto en geeft opnieuw waarde aan wat stuk en ver­ban­nen is.

Fotografie maakt van de hele wereld een begraaf­plaats. Fotografen zijn de con­nais­seursvan de schoonheid maar ze zijn ook, bewust of niet bewust de enge­len die de dood vast­leggen.’ schreef Susan Son­tag, de grand old lady van de fotografie.Alles wordt stil­gelegd, bevroren, voor de eeuwigheid, of née, tot de tijd het papi­er laat verge­len, de kleur uit de foto laat wegtrekken, de dig­i­tale bestanden onbruik­baar maakt​.De vrouw die zo scherp kon zien dat de dood over­al loerde, vanaf je geboorte met je meereist en je sim­pel­weg opwacht, deed alles, maar dan ook alles, om in lev­en te bli­jven.Katie Roiphe schreef een ver­bi­jsterend ver­slag over de laat­ste jaren van Son­tag; hoe ze tegen beter weten in iedere behan­del­ing aan­greep. Een been­mergtrans­plan­tatie verni­etigde alle weer­stand en haar lijf ontwikkelde over­al zweren zodat zelfs slikken pijn deed. Het is niet te bevat­ten dat een vrouw van 71, tegen dok­ter­sad­vies in, hier toch voor kiest. Gelief­den zagen het met lede ogen aan maar erte­gen in gaan was geen optie.​‘Door­gaan met lev­en, miss­chien was dat wel haar manier om dood te gaan.’ De buitenge­woon intel­li­gente Son­tag had de uit­zon­der­lijkheid tot haar mythe gemaakt en het leek alsof ze ergens was gaan geloven dat ze aan de dood kon ontsnappen.Misschien is dat wel wat onze ver­houd­ing met de dood zo ver­stoort; wij mensen zijn onszelf te uit­zon­der­lijk gaan vin­den. We denken aan de dood te kun­nen ontkomen,misschien niet met de ver­beten over­tuig­ing van Susan Son­tag maar we geven niet snel op om het gevecht met de dood te win­nen, ook al is de stri­jd bij voor­baat ver­loren, en weten we dit. Er kan immers niets mis­gaan: de dood is onvermijdelijk.Toch is de angst in ons gekropen.

Katie Roiphe wilde de dood niet begri­jpen, maar​‘zien’. Prat­en over de dood schrok haar af en ze dook in stapels boeken om zich een beeld te vormen.Ook Sara Bjar­land wil de dood zien, en dat begon met de insecten in het zomerhuis.Ze groei­de op in Fin­land en het zomer­huis was de spil van haar bestaan; een houten huis met veel ramen, de deuren naar het ter­ras alti­jd open.
Een heel seizoen in de armen van de natu­ur, zow­el bin­nen als buiten. Zomer­ti­jd is insecten­ti­jd, zek­er in Fin­land, vol van muggen, knut­jes, krekels, rietkev­ers, schorskev­ers en steekvliegen. Als kind probeert ze insecten in nood te red­den. Heel voorzichtig wer­den ze in een glazen pot op een bed­je van blaad­jes gelegd en gevo­erd. Hon­ing, planten­sap, haar eigen bloed desnoods.
Bjar­land keek haar ogen uit: dat in drie stuk­jes opgedeelde lichaam, die transparante, ijle vleugels, de bij­na onzicht­bare ogen, en dan al die poten. Ze filmt de dood van een wesp, vol bewon­der­ing voor zijn gestreepte lijf, zijn pogin­gen overeind te komen om het uitein­delijk op te geven, een laat­ste beweg­ing, en dan, rust. Née, wreed is het niet, eerder intiem. Het kijken naar het ster­ven van een wesp lijkt een home­opathisch mid­del om alvast te wen­nen aan de dood.

Vol­gens Son­tag legt een foto vast wat gaat verd­wi­j­nen, maar de foto’s van Bjar­land blikken vooruit.Haar wespen­film en foto’s doen ons voor­shands wen­nen aan het onafwend­bare einde. Ze lei­dt ons een schemer­w­ereld bin­nen waar onze noties over de dood langza­am ver­schuiv­en.
Bjar­land ziet de dood over­al om zich heen en tegelijk ook het lev­en dat daar weer doorheen schi­jnt. Een afgedankt spon­sje, een dode muis, een apathisch hangende lux­aflex. Ze veran­dert de ver­schi­jn­ing van de din­gen om ons heen, niet door er met haar han­den aan te zit­ten, maar enkel door ernaar te kijken, via de cam­era. En dan zien wij het ook. De ver­gane para­plu ziet eruit als een vleer­muis met een staart. Het gele blad van een ver­lepte vinger­plant kijkt je ver­wi­j­tend aan, vra­gend, smek­end. De. bij­na afgestor­ven berken­boom doet spinachtig aan.
Een eend die onder­duikt is net een plas­tic zak­je dat dri­jft. We zien tussen­wezens met menselijke trekken. Een losse lux­aflex die lui onderuit ligt.

En zo veran­dert ons inzicht. Miss­chien is de dood niet die rode streep door het lev­en. De overeenkom­sten in vorm kna­gen aan de bestaande cat­e­gorieën, van links rechts, zwart wit, man vrouw, mens dier. Van dood en lev­en. De strik­te schei­d­ing wordt opge­heven. Bjar­land creëert een land­schap waarin de gren­zen ver­vagen, waarin een bij­na dode plant een beroep op ons doet.​‘Ik kijk veel naar kleine dode din­gen’, schreef Bjar­land, en op een of ander manier verbind ik deze met lev­ende din­gen. Lev­en­loze din­gen (zoals een ges­molten plas­tic krat), vind ik soms​’dood’ lijken, en dit vind ik mooi want het sug­gereert dat ze miss­chien toch geleefd hebben. Een stuk plas­tic dat wap­pert in de wind is voor mij net zo lev­end als een vogel die vliegt. Ik probeer op een sub­tiele manier aan­dacht te geven aan dode, bij­na dode, lev­en­loze en lev­ende din­gen.’

Na het lev­en komt de dood, en dan is het afgelopen’ zegt de mens in al zijn groot­spraak. Hoe­zo afgelopen? En vooral, waarom weten we dat zo zek­er? In​‘Het ver­bor­gen lev­en van bomen’ lees ik dat bomen met elka­ar kun­nen com­mu­niceren, dat ze zelfs kun­nen voe­len. Als de natu­ur een grote cyclus is, van seizoe­nen, een kringloop van mieren, rot hout en pad­den­stoe­len, zijn wij mensen dan zo uit­zon­der­lijk dat we erbuiten staan? Stof ben je, tot stof keer je terug.Het chris­telijk geloof heeft het idee van een begin en een einde geïn­tro­duceerd waar­door het begrip lin­eaire tijd is ontstaan. Het ver­licht­ings­denken voegde daar het idee van vooruit­gang aan toe.Maar de tijd zou ook een ritme kun­nen zijn, dat zich bli­jft her­halen maar zoals de Can­to Osti­na­to steeds net iets anders klinkt.
Of miss­chien cirkelt de tijd, zodat ze vooruit, maar ook achteruit kan gaan, zon­der einde. Dan is er geen vijand die bestre­den moet wor­den want de dood brengt je terug naar iets dat je al kent, ooit was je daar al. Ieder idee over tijd is een con­cept in onze geest.
Miss­chien bestaan we als mens niet alleen uit stof maar ook uit de ongri­jp­bare vorm van energie die chinezen qi noe­men.
De Chi­nese filosoof Zhuang Zi was intens ver­dri­etig na het over­li­j­den van zijn vrouw, tot­dat hij ruimte gaf aan een ander idee over haar heen­gaan.​‘In al die chaos en ver­war­ring veran­derde er iets en er was qi. En het qi veran­derde en werd vorm. De vorm veran­derde en zij werd lev­end. En nu is er weer iets veran­derd en is ze dood. Het is als de kringloop van de vier seizoe­nen: lente, zomer, herf­st en winter.’

Susan Son­tag over­leed op 28 decem­ber 2004. Mid­dels haar boeken bli­jven we met haar in gesprek, zoals in deze tekst. En wie weet praat haar zoon nog met haar, of een van haar ex-gelief­­den.
Nick Cave leeft voor eeuwig met zijn zoon die op vijf­tien­jarige leefti­jd over­leed.​‘I feel the pres­ence of my son, all around, but he may not be there. I hear him talk to me, par­ent me, guide me, though he may not be there. He vis­its Susie in her sleep reg­u­lar­ly, speaks to her, com­forts her, but he may not be there. Dread grief trails bright phan­toms in its wake. These spir­its are ideas, essen­tial­ly. They are our stunned imag­i­na­tions reawak­en­ing after the calami­ty. Like ideas, these spir­its speak of pos­si­bil­i­ty. Fol­low your ideas, because on the oth­er side of the idea is change and growth and redemp­tion. Cre­ate your spir­its. Call to them. Will them alive. Speak to them. It is their impos­si­ble and ghost­ly hands that draw us back to the world from which we were jet­ti­soned; bet­ter now and unimag­in­ably changed.

Miss­chien zweven de doden als geesten om ons heen, miss­chien zit­ten ze op een schoud­er en kijken mee, of is die witte vogel hun spreek­buis. Miss­chien zijn de pra­tende doden onze hersen­schim­men. Met haar ver­schuiv­ende en over­lap­pende beelden sug­gereert Sara Bjar­land iets over een tus­sen­ge­bied, ze puzzelt met de dood, ze oppert mogelijkhe­den. Het is een open veld waarin we mogen meekijken.

From one thing to anoth­er

Every Tues­day, the bin bags wait out­side, black and tied at the top. A man on a bike comes by, opens them and checks the con­tents care­ful­ly. He takes a dam­aged small enam­el plate away with him. The next man sets about it more crude­ly. He stabs the bags open with a knife, mak­ing the con­tents roll out onto the street. He doesn’t take any­thing. I hope that Sara Bjar­land will come along and take a pho­to of the half of a grilled chick­en that has fall­en out. I think the part­ly eat­en chick­en deserves the soft glance of her cam­era. I take the neigh­bours’ plant indoors again. Who knows, some mag­i­cal love and a lit­tle water every day may bring the plant back to life.
Sara Bjar­land hunts through the rub­bish and takes the bro­ken, wilt­ed and stained things into her care, to her stu­dio. She is the man­tle Madon­na for all that is dis­card­ed. Her eyes touch it and her glance brings life into it, via the cam­era. She trans­forms indif­fer­ence into a heal­ing pho­to and gives renewed val­ue to things that are bro­ken and ban­ished.

Pho­tog­ra­phy con­verts the whole world into a ceme­tery. Pho­tog­ra­phers are the con­nois­seurs of beau­ty but they are also, wit­ting­ly or unwit­ting­ly, the record­ing-angels of death,’ wrote Susan Son­tag, the grand old lady of pho­tog­ra­phy. Every­thing is halt­ed, frozen, for eter­ni­ty, or no, until time turns the paper yel­low, makes the colour fade from the pho­to, makes the dig­i­tal files unusable.

The woman who saw so clear­ly that death lurks every­where, trav­els with you from the time of your birth and sim­ply waits for you, did every­thing, absolute­ly every­thing, to stay alive. Katie Roiphe wrote an aston­ish­ing report about Sontag’s last years; how she seized upon each treat­ment, against her bet­ter judge­ment. A bone mar­row trans­plant destroyed her immune sys­tem and her body devel­oped sores every­where so that even swal­low­ing was painful. It is incom­pre­hen­si­ble that a woman of 71 would choose for this, going against doc­tors’ advice. Her loved ones looked on sor­row­ful­ly but oppos­ing it was not an option.
Con­tin­u­ing with life, per­haps that was her way of dying.’ Excep­tion­al­ly intel­li­gent, Son­tag had made excep­tion­al­i­ty her myth and it seemed as if she had some­how begun to believe that she could escape death.
Per­haps this is what dis­turbs our rela­tion­ship with death so much; we humans have come to regard our­selves as too excep­tion­al. We think we can evade death, per­haps not with the dogged con­vic­tion of Susan Son­tag, but we don’t give up eas­i­ly in try­ing to win the bat­tle with death, even if the strug­gle is lost in advance, and we know it. Noth­ing can go wrong, after all: death is inevitable. Yet fear has tak­en hold of us.

Katie Roiphe did not want to under­stand death, but to see’ it. Speak­ing about death put her off and she dived into piles of books to form a pic­ture for her­self.
Sara Bjar­land also wants to see death, and this began with the insects in the sum­mer­house. She grew up in Fin­land and the sum­mer­house was the hub of her exis­tence; a wood­en house with lots of win­dows, the doors to the ter­race always open. In the arms of nature for an entire sea­son, both inside and out­doors. Sum­mer­time is insect-time, cer­tain­ly in Fin­land, full of mos­qui­toes, midges, crick­ets, [2] leaf bee­tles, bark bee­tles and horse­flies. As a child, she tried to res­cue insects in dis­tress. They were laid in a glass jar very care­ful­ly on a lit­tle bed of leaves, and were fed. Hon­ey, plant sap, her own blood if nec­es­sary.

Bjar­land feast­ed her eyes: that body divid­ed into three small parts, those trans­par­ent, ethe­re­al wings, the almost invis­i­ble eyes, and then all those legs. She films the death of a wasp, full of admi­ra­tion for its striped body, its attempts to stand up, only to final­ly give up, a last move­ment, and then, rest. No, it is not cru­el, but rather, inti­mate. Watch­ing the death of a wasp seems like a home­o­path­ic rem­e­dy to already get used to death. In Sontag’s view, a pho­to cap­tures some­thing that is going to dis­ap­pear, but Bjarland’s pho­tos are for­ward-look­ing. Her wasp-film and pho­tos allow us to get used to the inevitable end before it comes. She leads us into a twi­light zone where our ideas about death slow­ly shift.

Bjar­land sees death every­where around her and at the same time also the life that shines through it again. A dis­card­ed sponge, a dead mouse, Venet­ian blinds hang­ing apa­thet­i­cal­ly. She changes the appear­ance of the things around us, not by touch­ing them with her hands, but just by look­ing at them, via the cam­era. And then we see it too. The dilap­i­dat­ed umbrel­la looks like a bat with a tail. The yel­low leaf of a wilt­ed paper­plant looks at you reproach­ful­ly, ask­ing, beg­ging. The near­ly dead birch tree looks spi­der-like. A duck div­ing under water is like a float­ing plas­tic bag. We see in-between beings with human traits. Loose Venet­ian blinds, loung­ing lazily.

And so our under­stand­ing changes. Per­haps death is not the red line run­ning through life. The sim­i­lar­i­ties in shape gnaw away at the exist­ing cat­e­gories, of left-right, black-white, man-woman, human-ani­mal. Of death and life. The strict divi­sion is removed.
Bjar­land cre­ates a land­scape in which the bound­aries blur, in which an almost dead plant calls out to us. I look at small dead things a lot,’ wrote Bjar­land, and then I some­how con­nect them with liv­ing things. I some­times find that life­less things (such as a melt­ed plas­tic crate) seem dead’, and I find this beau­ti­ful because it sug­gests that they may in fact have lived. A piece of plas­tic flap­ping in the wind is just as alive for me as a bird in flight. I try to focus in a sub­tle way on dead, near­ly dead, life­less and liv­ing things.’

(ver­tal­ing Kathryn West­er­veld)



After life comes death, and then it’s over,’ says man arro­gant­ly. How do you mean, over? And above all, why are we so sure about that? In The Hid­den Life of Trees’, I read that trees can com­mu­ni­cate with each oth­er, that they can even feel. If nature is one great cycle, of sea­sons, of ants, rot­ten wood and mush­rooms, are we humans then so excep­tion­al that we stand out­side of this? Dust you are, to dust you will return.


The Chris­t­ian faith intro­duced the idea of a begin­ning and an end, there­by giv­ing rise to the con­cept of lin­ear time. Enlight­en­ment think­ing added to this the idea of progress.


But time could also be a rhythm that keeps repeat­ing itself yet, like the Can­to Osti­na­to, always sounds just a bit dif­fer­ent. Or per­haps time cir­cles, so that it can go for­wards but also back­wards, with­out an end. Then there is no ene­my who must be fought because death brings you back to some­thing that you already know, you were already there at some point. Any idea about time is a con­cept in our mind.


Per­haps as humans we con­sist not only of dust but also of the intan­gi­ble form of ener­gy that the Chi­nese call qi. The Chi­nese philoso­pher Zhuang Zi was intense­ly sad after the death of his wife, until he became open to anoth­er idea about her pass­ing. In all that chaos and con­fu­sion, some­thing changed and there was qi. And the qi
changed and took shape. The shape changed and she came to life. And now some­thing else has changed and she is dead. It is like the cycle of the four sea­sons: spring, sum­mer, autumn and win­ter.’





Susan Son­tag died on 28 Decem­ber 2004. Through her books we remain in con­tact with her, as in this text. And, who knows, per­haps her son still speaks with her, or one of her ex-lovers.





Nick Cave lives for­ev­er with his son who died at the age of fif­teen. I feel the pres­ence of my son, all around, but he may not be there. I hear him talk to me, par­ent me, guide me, though he may not be there. He vis­its Susie in her sleep reg­u­lar­ly, speaks to her, com­forts her, but he may not be there. Dread grief trails bright phan­toms in its wake. These spir­its are ideas, essen­tial­ly. They are our stunned imag­i­na­tions reawak­en­ing after the calami­ty. Like ideas, these spir­its speak of pos­si­bil­i­ty. Fol­low your ideas, because on the oth­er side of the idea is change and growth and redemp­tion. Cre­ate your spir­its. Call to them. Will them alive. Speak to them. It is their impos­si­ble and ghost­ly hands that draw us back to the world from which we were jet­ti­soned; bet­ter now and unimag­in­ably changed.’





Per­haps the dead are float­ing around us as spir­its, per­haps they are sit­ting on a shoul­der and watch­ing with us, or per­haps that white bird is their mouth­piece. Per­haps the talk­ing dead are shad­ows of our minds. With her shift­ing and over­lap­ping images, Sara Bjar­land sug­gests some­thing about an in-between area, she puz­zles with death, she puts for­ward pos­si­bil­i­ties. It is an open space that we may look into over her shoul­der.































OR: sign (‘bor­d­je’ = small plate’ en sign’
















OR crick­et bread?? (krekel­brood)