Wees niet bang voor een kopie, alles is uniek, over het werk van Gijs Frieling
Wees niet bang voor een kopie, alles is uniek.
De opdrachtgevers die in dit boek aan het woord komen zijn de dapperen onder de kunstkopers: hun muren dragen een schildering van Gijs Frieling, en die kun je niet wegzetten, of naar de opslag brengen, omkeren of verkopen. Wegschilderen is een mogelijkheid maar als je uiteindelijk hebt besloten deze verbintenis aan te gaan lijkt verhuizen een reëlere manier om aan het werk te ontsnappen dan een witte laag erover. Maar geen enkele eigenaar die ik sprak is het werk moe, integendeel. Het blijkt dat het hele ritueel van beslissen, bespreken en in je huis toelaten je positie als koper verandert: de opdrachtgever is niet langer consument maar medeplichtige.
De wens om muurschilderingen te maken leefde al lang bij Frieling maar hij stuitte meestal op bezwaren: ‘Als mensen een schilderij wilden kopen heb ik vaak gevraagd, geprobeerd of ze niet liever een muurschildering wilden: ‘Iets wat ik specifiek voor jullie maak’. Maar het lukte niet, het schrok mensen af, want je hebt geen controle, je kunt het niet meenemen, de waarde mengt zich met de muur.”
De eerste particuliere aankoop van een mural was door Paola Prins en Betty Driessen in 2014 en het bleek een zwaan-kleef-aan effect in gang te zetten. Potentiële kopers werden over de streep getrokken door het overrompelende effect van de vlammende hal vol uitbundige planten en zachtmoedige dieren. Waarom een afgebakend landschap in een lijst als het je er ook doorheen zou kunnen lopen? Het huis neemt de schildering goedmoedig in ontvangst en als eigenaar betaal je voor het voorrecht om in en met een kunstwerk te mogen leven.
Het is een radicaal gebaar dat de kunstmarkt buiten spel zet en waarin het gedachtegoed van de kunstenaar zich genesteld heeft, een gedachtegoed dat zich het beste laat omschrijven met woorden als stilte en aandacht.
Iedere schildering belichaamt een pas op de plaats in deze maatschappij die altijd weer verder holt, die wil groeien en groeien. De kunstenaar geeft ons het tijdelijke waarbij herhaling, stilte en aandacht zijn ondergebracht in een bloeiende wereld.
‘We leven in een tijd waarin vooruitgang, evolutie wordt gekoesterd. Maar ik denk dat zo langzamerhand wel duidelijk is dat de mens daar niet gelukkiger van wordt. Wat mij betreft is het tijd dat de maatschappij op zijn schreden terugkeert. Het wordt tijd voor een ’involutie’.
De uitwisseling die onvermijdelijk is bij een opdracht, dat is precies wat Frieling zoekt. Hij probeert altijd een opdrachtgever te ontlokken of ze een specifiek idee hebben met als meest pregnante voorbeeld de plafondschildering in het huis van Barend en Marianne Santen. Zij wilden graag een weergave van de geschiedenis van Borneo-eiland, de kolenopslag, de boten, de kranen maar ook de hedendaagse architectuur. Het leidde tot een proces waarbij vele schetsen heen en weer gingen en tot in detail werden besproken. ‘Ik werd me er bewust van dat de specifieke wensen van de opdrachtgever hen ook medeverantwoordelijk maakt voor het resultaat. Maar van bepaalde opmerkingen kun je de effecten niet altijd voorzien.’
De meeste opdrachtgevers gaven Frieling de vrije hand, vanuit een groot vertrouwen, maar ook vanuit de bestaande ideeën over de autonomie van het kunstenaarschap: de kunstenaar als genie, die in alle vrijheid iets gaat scheppen. Maar Frieling zoekt juist naar manieren om de kunst breder te zien, niet als iets dat anderen buitensluit maar als uitkomst van een gemeenschappelijk proces, waarbij na een korte introductie ‘schilderen à la Frieling’, zoon, dochter, vrienden en zelfs de kleine kinderen van vrienden mogen meedoen. ‘Autonomie heeft iets beperkends in de zin van dat je op jezelf bent teruggeworpen als individu’, zegt Frieling
Een sleutelmoment in zijn proces naar de muurschilderingen was een boek over de schilder El Greco waarin de opdracht voor het werk De begrafenis van de Graaf van Orgaz (1586) uitgebreid werd beschreven. Het is een overvol barok werk waarin het hemelse en het aardse worden verbonden door door een lange rij mannen in zwart.
Opdrachtgever Núñez had uitgesproken ideeën over het schilderij dat hij El Greco vroeg te maken. Het contract van 18 maart 1586 bevat een lange lijst van wensen en specificaties (zoals het afbeelden van alle notabelen van het dorp) maar ondanks alle voorschriften is het toch een typische en meesterlijke El Greco. Dit bevestigde Frieling in zijn idee dat het mogelijk moest zijn om binnen beperkingen toch een eigen wereldbeeld tevoorschijn te roepen.
Binnen een opdracht is iedere vraag bespreekbaar, al het moet wel passen binnen het framewerk van Frieling: figuratief, geen centraal perspectief, geen eenheid van tijd en plaats, groot en klein, toen en nu, alles vreedzaam naast elkaar.
En als de opdrachtgever de invulling aan Frieling overlaat dan komt er een schildering van planten, bloemen, dieren, een Kingdom. Deze term uit de botanie duidt de plantenwereld aan, maar heeft ook een religieuze betekenis als verwijzing naar het koninkrijk Gods. Planten en dieren staan naast elkaar. ‘Interesse voor planten moet rijpen. De meeste mensen zijn daar te ongeduldig voor. Zonde, want hoe langer je kijkt, des te meer raakvlakken je ziet met jezelf. Een plant praat wel degelijk, in elk blad zijn conversaties gaande op chemisch niveau. Een plant die dorst heeft ziet slap en futloos uit’, zo omschreef hovenier Carlos Magdalena de communicatie met een plant. Frieling schildert een Kingdom vanuit ‘de overtuiging dat zijn kunst zo de wereld moest uitdrukken – namelijk doortrokken met deze intieme en directe band tussen mens en natuur’, zoals Rudi Fuchs het zo mooi formuleerde. De mens staat tegenwoordig centraal maar is een uil niet veel ouder dan de mens? Uilen, herten, vogels, overal kijken hun wijze ogen de woonkamer, hal of slaapkamer in.
In het verleden kwamen opdrachten vooral van de kerk, en de kunst diende een hoger religieus doel. Er waren regels, voorschriften, voorwaarden, alles met het doel om de mens tot God te voeren, wat betekende dat de kunst soms ook instrumenteel werd ingezet door de kerk.
De eerste particuliere opdrachtgevers, zo in de vroeg renaissance, waren niet geheel onbaatzuchtig, op bijna iedere muurschildering staan de gevers zelf afgebeeld, vaak met een schaalmodel van de kerk die ze lieten bouwen en beschilderen in hun handen.
Zo kochten ze zich een treetje hoger in de hemel in. Een van de mooiste voorbeelden van opdrachtgeverschap die tegelijkertijd ook een zwart randje heeft is die van de kapel van Padua of Cappella degli Scrovegni. Enrico Scrovegni wachtte als zoon van Reginaldo Scrovegni een beladen erfenis. De vader vergaarde zijn kapitaal als woekeraar en de kerk zag dat als een grote zonde. Hij mocht niet in gewijde grond worden begraven en Dante plaatste hem in zijn boek Divina Commedia zelfs in de zevende ring van het inferno (hel). Om zijn ziel te redden en om het geld te mogen erven liet Enrico een kapel bouwen en gaf Giotto de opdracht om alle wanden van de kerk te beschilderen. Enrico Scrovegni overhandigt een model van de kerk aan Maria. De zonde van gierigheid is bewust weggelaten maar afgunst is wel afgebeeld als een oude vrouw uit wiens mond een slang kruipt.
Dit soort eigenbelang is de opdrachtgevers van Frieling vreemd. Ja er is een eigenbelang, het voorrecht om steeds weer te mogen genieten van het kunstwerk. Want een schildering in je eigen huis biedt de mogelijkheid om erin te leven, en om er steeds weer opnieuw naar te kijken. Rudi Fuchs schreef: ‘Het is windstil in het beeld dat zich wiegend aan ons vertoont.’ Hij heeft het over het rustige geduld waarmee kinderen de wereld beschouwen en dat we als volwassenen meestal zijn kwijt geraakt maar ons wel opnieuw eigen kunnen maken, het geduld om te kijken waarbij kijken tegelijkertijd ontdekken is, proberen te begrijpen hoe de wereld in elkaar steekt, waar het ooit begon. Dat geduld kun je het beste oefenen als je het werk keer op keer ziet.
In deze tijd lijkt het te gaan om ‘eeuwige schoonheid’, kunst die zijn pracht en waarde door de tijd heen bewijst
Frieling streeft niet naar ‘eeuwigheid’, maar omhelst juist de tijdelijkheid van zijn werken, en dat roept altijd vragen en verwondering op bij het hedendaagse kunstpubliek. Veel tijd, liefde en energie stoppen in iets dat misschien maar drie jaar kan blijven, zoals zijn Pizzeria Vasari (2011 ‑214) in de trouwzaal van museum Jan Cunen in Oss. En dan, verdwijnt het onder een laag witte verf. Niet te verdragen. Maar Frieling ziet het anders, in de eerste plaats als een gelegenheid om een schildering te maken die er anders nooit was gekomen. Voor hem ligt de waarde in het maken zelf, dat moment van concentratie en overgave, dat niet alleen bij het schilderen de kern raakt maar in wezen, bij iedere handeling. Een taartje opeten terwijl je de krant leest of met je gedachten ergens anders bent is een verloren moment, dat taartje lag voor niets op zijn schoteltje met een vorkje ernaast. Met aandacht iets doen, de stof voelen van de jas die je aantrekt, vol aandacht naar een ander luisteren. Dat is leven. En met een mural van Frieling krijg je ongemerkt deze manier van leven cadeau, niet heel expliciet maar het is toch wel aanwezig.
Yves Klein stopte zijn picturale gevoeligheid in zijn gouden en intens blauwe schilderijen zodat de bezoeker die gevoeligheid kon opvangen en erdoor werd opgetild. Niets voor niets staat die zin in de verleden tijd, want tegenwoordig zijn de werken zoveel waard geworden dat die gevoeligheid achter glas is opgesloten, om zo hun ‘waarde’ te behouden, maar welke waarde? Het werk is gereduceerd tot een kleurvlak, kapot, zonder gevoeligheid waar de bezoeker bij kan. ‘Het leven zelf behoort ons niet toe. Met onze fijngevoeligheid kunnen we het leven als het ware kopen. Ontvankelijkheid is daarmee de valuta van ons universum, van de ruimte, van de natuur. Het stelt ons in staat om ons het leven eigen te maken in zijn eerste materiële laag.’ schreef Yves Klein. Ook Daan van Golden schilderde zijn zakdoek- en bloemetjesschilderijen in meditatieve concentratie vanuit het idee dat die ‘staat van zijn’ in het werk zou vloeien en door de kijker kon worden ervaren. Heel precies kopieerde hij patronen van een stukje behangpapier, stof of cadeaupapier, die allen waren geworteld in een lange Japanse traditie.
Deze overgave aan het moment van het maken is ook de kern van het kunstenaarschap van Frieling.
Het in de tijd zijn hangt samen met een besef van de grootsheid van het leven dat zich laat zien in een stroom van herhalingen die toch ook steeds net iets anders zijn. Ieder blad aan een eikenboom is uniek, iedere geschilderde kopie is uniek. Het getuigt van bescheidenheid om dat te zien en te erkennen. Origineel en kopie laten samen iets bijzonders laten zien, namelijk het verstrijken van de tijd. Een mooi voorbeeld is de grote shinto tempel van Ise die iedere twintig jaar wordt afgebroken en op de naast liggende grond wordt herbouwd in een gemeenschappelijk ritueel. De oude tempel is het voorbeeld voor de nieuwe, zo blijft de tempel behouden.
De vernietiging door de verwoestende brand van de Notre Dame is nog steeds amper te bevatten, het opblazen van de Boeddhabeelden in Afghanistan is onverdraaglijk. Deze schatten waren bedoeld voor de eeuwigheid en vanuit onze westerse visie op ‘origineel en kopie’ verliezen de kerk en de beelden door de restauratie toch iets van hun aura. ’Het is ongezond voor een kunstenaar om je te hechten aan je werk. Wat is de plek van de kunstwerken op de wereld? Die is vluchtigs, van voorbijgaande aard. De essentie van het bestaan is dat je jezelf wilt kennen. Afscheid, verandering, iets winnen, iets verliezen, dat helpt je verder.’ En ‘alleen herhaling is in staat tot de levende werkelijkheid door te dringen.’
Mijn eerste wezenlijke ervaring van dit wonderlijke principe was in Bazel in 2011 (los van de wilde kastanjes dan die ik als kind verzamelde). Het was een sensationele aanblik, de muren hingen vol met een en hetzelfde portret van een vrouw, en profiel met een oranje doek losjes om het hoofd geslagen, maar de eindeloze variaties deden je duizelen, en maakten dat je intens ging kijken om al die verschillen op je in te laten werken. Het ene doek was wat groter dan het andere, de achtergrond was donkergroen of wit maar verder waren de verschillen subtiel en inherent aan de handeling van het schilderen.
De kunstenaar Francis Alÿs toonde hier zijn verzameling kopieën van een beroemd maar verloren gegaan portret van de heilige Fabiola van Jean-Jacques Henner. Hij vond ze op rommelmarkten en in bric-à-brac winkeltjes, want ieder die de heilige Fabiola in huis wilde vereren schilderde of borduurde haar zelf. Zo was de installatie een hommage aan de amateurkunst en aan de kopie. Alÿs creëerde een mensenversie van de vormenrijkdom die aan de natuur eigen is. Het is deze veelheid aan variaties waar Frieling aan refereert in de twee planten die hij schilderde voor Stijn Hogenhuis en Ernest Briët. De installatie van Alÿs laat zien dat religieuze kunst ook hedendaags kan zijn, iets wat Frieling lange tijd bezig hield: ‘Ik was vooral op zoek naar de manier waarop ik christelijke onderwerpen naar het nu kon verplaatsen. Ik was bang dat ik niet serieus zou worden genomen als het er niet modern zou uitzien. Tegenwoordig heb ik daar een stuk minder moeite mee.’
De schilderingen van Frieling kennen veel herhalingen, planten, vogels, hertjes, een eekhoorn, een zon een maan, maar iedere verfstreek is anders, en uiteindelijk is ieder dier en ieder plantje anders. De zon, de maan. Het religieuze bevindt zich als kern in de herhaling. De herhaling is een ode aan het feit dat niets hetzelfde kan zijn, aan het wonder van de schepping.
De Griekse filosoof Aristoteles zag de ordening van de natuur als een systeem van oplopende perfectie waarbij de brede, onderste laag werd gevormd door planten met als top natuurlijk de mens. In deze tijd ziet de mens zich opnieuw als almachtige heerser op het hoogste punt. De muurschilderingen van Frieling keren dit denkbeeld binnenste buiten, de mens is afwezig en de planten en dieren ademen in alle vrede naast elkaar. In de schepping is alles even belangrijk. Volgens Darwin zijn planten zintuigelijke organismen maar hebben we er als mens te weinig oog voor. Norbert Peeters verwoordt deze visie van Darwin die weerspreekt dat de planten in een rangorde ver onder de mens staan. Peeters noemt dit plantenblindheid want planten hebben een rijk en complex leven. Ja, we onderschatten planten, stenen, de dingen zonder oogjes. Welk kind heeft bijvoorbeeld een lievelingsplant?
De overgave aan het handelen is de essentie van het kunstenaarschap.
‘Als schilder ben je zelf de bezieling, dat doe je zelf. Ik ben groot voorstander van een decoratieve functie, van een bepaalde mate van bescheidenheid. Een belangrijk deel van de ziel zit in de ordening, in de herhaling en de kleuren — daar stop ik de bezieling in. Formele kwaliteiten, dat is het diepe en eeuwige van de kunst.’
Het diepere is tegelijk het oppervlakkige, het refereert immers aan het zien, aan het zintuigelijk ervaren maar dan wel aan leven met een een zekere precisie. Het diepere is ook om in een schildering een dier te benoemen als iets bepaalds, een uil toont zich iedere keer anders, het gaat dan ook om deze uil. Bloemen, planten, paardenbloemen zie je over de hele wereld, in hun aanwezigheid zijn ze verbindend, en van een invoelbare grootsheid.
Religie krijgt vorm in een Kingdom. Het maken van een werk lijkt op een religieuze handeling. ‘Een sacrament heeft een liturgie. Dat is een soort partituur voor handelingen die altijd hetzelfde zijn. Daar zijn ze heel strikt in. Ieder woord en ieder gebaar ligt als het ware vast. De verrichte handelingen zijn objectief, geen magie. Als je goed oplet, kun je precies zien wat het is. Die precieze kant interesseert mij, zeker in deze tijd.’ ‘Ik vind het heel mooi, dat je zo’n menselijk instituut hebt dat probeert heel precies te zijn. Ja, dat is troostrijk en ook heel sterk.’
De murals zijn het antwoord van Frieling op de wereld van vandaag, als vertegenwoordigers van de menselijke maat, de hand die de verfstreek neerzet, de vele handen die de verfstreek neerzetten want iedereen mag meedoen, het werk is genereus. Het Orakel van Delphi sprak, volgens de overlevering, ‘Het meest juiste is het mooiste’ en daar sluiten de muurschilderingen van Frieling zich vol liefde bij aan.
Een muurschildering is als een paar warme, grote armen die zich om je heen slaan bij binnenkomst, een omhelzing. Bij het zien van het oerwoud in de slaapkamer van Martine moest ik aan een vriendin denken wiens leven wordt beheerst door nachtmerries die haar ’s nachts doodsbang wakker doen schrikken. Maar wat zou er gebeuren dat als ze ’s nachts, zwetend en wel, haar ogen opende en zich omringd zou zien door een geruststellende groene natuur op alle muren. Herten die met onschuldige bruine ogen naar haar kijken, een vogeltje dat lijkt te zingen. Ik weet zeker dat het helend en geruststellend zou werken, een zacht sussen dat een schilderij niet kan bewerkstelligen. Je wordt ondergedompeld in de verzadigde weergave van het mooiste dat de wereld kan geven, natuur. Die gewaarwording in de nacht tilt je even op, als bij het zien van een echt hert in een echt bos.
Net als de kinderen van Hans en Dasja languit op de bank chillen en zich te laten meevoeren door het kabbelende water boven hun hoofd en de inktvissen die ook sterren zijn. Muziek door de koptelefoon en go with the flow. Overgave.
Noten
https://www.nrc.nl/nieuws/2017…