Zoro Feigl:
In 1973 draaide Rainer Werner Fassbinder de film Welt am Draht. In een smeuïge jaren zeventig setting vol bakkebaarden, betekenisvolle spiegels en blauwe telefoons met drukknoppen doemt langzaam het beeld op van Simulacron, een parallelle wereld die wetenschappers hebben geschapen middels computers. Die wereld is bijna af, de foutmarge is nog slechts 5,8 procent. Als grondlegger Vollmer beseft dat de controle hem uit handen glipt, panikeert hij. Wanhopig houdt hij een medewerker een spiegel voor, ‘Kijk, wat zie je? Niets meer dan het beeld dat anderen van jou hebben gemaakt.’ Vollmer verdwijnt plots en lijkt nooit te hebben bestaan.
Wat rest is een papier waarop hij de ‘paradox van Zeno’ tekende: een schildpad en de Griekse held Achilles met speer. Wetenschappers lijken ons te willen overtuigen dat volgens de formules Achilles in een hardloopwedstrijd de schildpad nooit kan inhalen. Dat is volgens een bepaalde manier van theoretische redeneren misschien waar, maar wie gewoon kijkt, ziet dat er geen enkel probleem is. Vertrouw op je zintuigen. Pas op met megalomane systemen. ‘We hebben alles onder controle’, stelt de man aan de top, maar welke controle? Aan het einde blijven we als kijker ongewis welke wereld overeind is gebleven.
Tien jaar later, in 1983, wordt Franz Ferdinand Zoroaster Feigl geboren, roepnaam Zoro. Al jong raakte hij geïnteresseerd in de denkwereld van hackers en hun inventieve manieren om de techniek van de computer naar de hand te zetten, zoals in het omzeilen van beveiligingssystemen. Feigl werd handig in het openen van sloten, een geliefde hobby van veel hackers. Een haarspeld blijkt zeer bruikbaar om dat voor elkaar te krijgen al moet je wel precies weten hoe het slot in elkaar steekt.
Als beeldend kunstenaar heeft hij zijn hackers-sympathie weer opgepakt, het bedenken van andere toepassingen dan waar het apparaat of de haarspeld voor is gemaakt, lijkt zijn devies. Het kan dit, maar kan het ook dat? Is die boormachine ook in staat om een touw te laten wentelen? Een vrieskast produceert ijs, zou het daarmee ook een sculptuur kunnen worden?
De installatie Windvaantjes van de natuurkundige Felix Hess liet Feigl zien hoe hij met zijn insteek in de kunstwereld zou kunnen passen. Het minimale wapperen van honderden papiertjes maakt immers de onzichtbare krachten van de luchtstroom waarneembaar. Met veel bravoure en vernuft vervaardigt Zoro sindsdien magische machines. De zwaartekracht, de middelpuntvliedende kracht, normaalkracht, cohesie, trekkracht, dwarskracht, onzichtbare energieën, ’vis viva’ (levende kracht, Helmholtz), dat alles zit verborgen in hun werking. ‘Ik wordt gedreven door de wil om grip te hebben. Misschien kan ik niet alles zelf maken maar als je het concept snapt weet je waar je moet beginnen.’ Tegelijkertijd is dat hem niet genoeg. Als een eigentijdse Vollmer zoekt hij de uiterste grens op van het begrijpen en de controle: graag een risico.
Feigl twijfelde tussen het beroep van natuurkundige of architect en hij werd kunstenaar. Zonder formules beoefent hij practical science. Hij hoeft niets te bewijzen, niets aan te tonen, hooguit iets open te breken. Geliefde voorgangers wisselden ook formules voor de verbeelding. Alexander Calder volgde een opleiding tot ingenieur maar werd wereldberoemd met zijn revolutionaire mobiles, hangende abstracte vormen die simpel meebewegen op de luchtstroom. De Constellations.‘The first inspiration I ever had was the cosmos, the planetary system. My mother used to say to me ‘but you don’t know anything about the stars.’ I’ll say: No I don’t, but you can have an idea what they‘re like without knowing all about them and shaking hands with them.’
De Gevleugelde tuigen, Watertuigen of Ruimtetuigen van Feigl’s held Panamarenko komen niet van de grond. Het fundament van zijn oeuvre is desalniettemin het geloof dat die machines echt kunnen vliegen of bewegen. In gesprekken met Feigl kende Panamarenko geen enkele twijfel over de werking van zijn machines. ‘Misschien werkt het nog niet, toch is het als prototype, als iets wat zou kunnen vliegen, absoluut overtuigend.’ Maar zegt hij:‘Een machine die alleen de illusie wekt iets te kunnen, is voor mij niet genoeg.’
Infinity heet zijn expositie in de Elektriciteitsfabriek Den Haag, 2018, dat zowel oneindigheid betekent als tijd. In die immense fabriek te midden van een verontrustende geluidstrack vol aardse, knetterende, piepende en zuchtende geluiden, kun je je eigen kleinheid ervaren. De machines lijken hun taak maar net aan te kunnen, de primitieve systemen die het wonder in werking zetten kreunen voortdurend. Ze verrichten ook schier onmogelijke missies, zoals hoepels die door elkaar heen schieten.Een klein beetje angstzweet terwijl je daar rondloopt is logisch. Feigl maakt de dingen doorgrondelijk en juist omdat de piepende constructies zo zichtbaar zijn, houdt het je bij de les. Hoe ver reikt die controle van Feigl eigenlijk? Wie in een vliegtuig stapt verdiept zich niet in de techniek van het opstijgen en vliegen. Hij vertrouwt op de kennis van anderen, doet bij wijze van spreken z’n ogen dicht en geeft zich over. Maar om de werken van Feigl onbewust te ondergaan, née, dat is niet mogelijk.Ondanks dat de sculpturen van Feigl zich manifesteren in tijd en ruimte, zou je dit universum in de elektriciteitsfabriek ook kunnen opvatten als een kreunend zinnebeeld voor onze samenleving.
Feigl verwondert zich dat mensen alles om zich heen gewoon voor lief nemen. ‘Het gaat dan ook om zaken die groter zijn dan wijzelf, het basale oer-ding en wat dat teweegbrengt.’ Kunstenaar Gerrit van Bakel vroeg zich voortdurend af hoe wij mensen ons verhouden tot de oerkrachten. Hij construeerde zijn machines vanuit het idee dat de mens zichzelf enorm overschat, dat de technische vooruitgang de oerprincipes ondermijnen en ons doen vergeten dat de zon ons levensbeginsel is.
Je zou Feigl met gemak de tovenaarsleerling van Van Bakel kunnen noemen. Ze delen de liefde voor de boormachine, trekken een lange neus naar de theorie (‘Mijn argumenten zijn geen woorden maar objecten’, Van Bakel, 1983) en hebben de neiging om hun objecten als levende wezens te zien, hun objecten manifesteren zich als zichzelf in de wereld, liever geen metaforen. De geest van Van Bakel draait mee in de bewegingen van de objecten van Feigl. En de werken van Feigl bewegen mee met de wereld. Alles is immers altijd in beweging. In het zonnestelsel cirkelen acht planeten met snelheden die een normale sterveling doet duizelen. Ook wij mensen bewegen, maar net als in een zweefmolen ervaren wij dat alles om ons heen zich verplaatst.
Een rond rood dekzeil (Poppy 2012) draait vervaarlijke rondjes waarbij het lijkt of de buitenste randen in de opperste versnelling vaart maken en er in het midden niets gebeurt. Het lijkt onmogelijk maar het gebeurt. We kunnen proberen het te begrijpen. Dat is toch het minste.
In opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf realiseert Feigl het werk Echo (2017) voor het te verbouwen rijkskantoor in Den Haag waar onder meer het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat worden gehuisvest. Op de bouwtekening plaatste de architect een cirkeltje waar hij het kunstwerk had gedacht. ‘Die cirkel nam ik als uitgangspunt: het moest iets ronds worden. Vervolgens maakten de stagiaires vele hoepels en konden we een model bouwen.’ De satelliet Echo 1A (beter bekend als Echo 1) werd op 12 augustus 1960 door Amerika de ruimte in gestuurd. Als de zon er op scheen kon je hem met het blote oog zien, als een ster of een glinsterende bol.
De lancering van de allereerste Echo mislukte door het ontploffen van de Deltaraket en met de tweede Echo 1 verdoezelde de NASA haar mislukking. In de wedloop om het heelal te beheersen lagen ze toch al achter op de Russen wiens Spoetnik al drie jaar om de aarde cirkelde.De Echo van Feigl is een kunstmatig uitspansel, een puur beeld dat balanceert tussen een planetenstelsel en het atoomstelsel, dat refereert aan de satellieten die we in de baan om de aarde brengen.
Hoogmoed, dat is wat daar hangt in de zoldering. De hoogmoed van de mens die denkt het heelal te kunnen beheersen. ‘Je moet maar durven’, zegt Feigl, ‘Met de technologie uit de jaren 50 – 60 is er heel wat bluf aan te pas gekomen, zeker als je beseft hoe nu, vele jaren later, met meer kennis nog zo veel de mist in gaat.’ Het kijken naar de draaiende hoepels bekroond door een gouden doek relativeert onze menselijke ambities en ook voor ambtenaren kan dat nooit kwaad.
Opnieuw de verwijzing naar systemen die ons omvatten en zo veel grootser en complexer zijn dan wij kunnen bevatten. Ieder mens voelt zich middelpunt, piekert over zaken die bij het besef van de context van het heelal verschrompelen. De tijd die we als mens innemen is zo miniem(ni) terwijl wij er in ons hoofd iets groots van maken. Ieders perspectief op de wereld lijkt een vaststaand gegeven, maar pas op, want iedere visie en elke vernuftige oplossing kent een keerzijde. Onbruikbare satellieten vormen een gevaar voor nieuwe ruimteproeven want ze worden niet allemaal door hun scheppers naar de Graveyard Orbit gezonden. Een zwevende begraafplaats voor satellieten. De megalomane mens die de wereld wil domineren, een simulacrum wil maken. Maar wie ’s nachts naar de sterren kijkt voelt zich klein.
Feigl houdt van formalistische minimalistische werken met een groot gebaar. Van kunstenaars als Robert Smithson, Walter de Maria, Michael Heizer.Lightning Field van Walter de Maria ligt in de woestijn in New Mexico in Amerika. 400 gepolijste roestvrij stalen palen van zes meter hoog staan ritmisch in een veld van 1 kilometer bij 1 mijl. Op de vrijgegeven foto’s trekken de palen de bliksem naar zich toe in de vlakke woestijn, een adembenemende manifestatie van de krachten van de natuur. ‘Walter engages with something that is infinite,’ verklaart Jessica Morgan, de directeur van de Dia Art Foundation. Ook zonder bliksem is de visuele impact van de opkomende zon in de glanzende palen aangrijpend en weergaloos, laten beschrijvingen ons weten. De zon laat de palen per seconde anders opdoemen. Er is een moment van ‘besef’. ’Ze verhogen ons bewustzijn, trekken ons uit een focus op onszelf en helpen ons om ons leven en onze levens te definiëren tegen oneindige tijd’ schrijft Jason Rosenfeld in relatie tot het werk van De Maria. Ook de sculpturen van Feigl’s brengen zo’n besef teweeg in het samenbrengen van de concentratie van het moment en het oneindige.
Voor de komende expositie Robotlove werkt Feigl aan ABB’s first steps. (ABB is marktleider op het gebied van o.a. automatiseringstechnologie en robotica en richt zich op de de toekomst van de industriële digitalisering). Op de sloop heeft Feigl grote robotarmen op de kop weten te tikken, mechanische armen uit de industrie voor het met grote precisie monteren van auto onderdelen of voor het lassen van constructies. Een van deze robotarmen wordt vastgezet in een kom en zal tijdens de tentoonstelling Robotlove haar act opvoeren.
Enerzijds balanceert de tuimelaar op de dunne lijn van blijven staan of omvallen en anderzijds grijpt de arm om zich heen.Juan Muñoz bracht een tuimel ballerina de wereld in: een bronzen wezen, anoniem en in zich zelf gekeerd. De instabiliteit wordt voelbaar in ons zenuwsysteem. De tuimelaar zal niet vallen maar schept verwarring via de verbeelding.De robotarm van Feigl grijpt, dus kijk uit. Het hele gevaarte is technisch gekeurd en zou dus veilig moeten zijn, toch zou hij kunnen omvallen, al is dat niet de bedoeling. Als zo’n arm zich uitstrekt, spring je liever achteruit. Er is geen sprake van identificatie met de tuimelaar, er is sprake van gevaar.
Evenals de andere objecten heeft dit beeld een ingebouwde onvoorspelbaarheid. En net als de leeuwentemmer weet Feigl dat je bij het beheersen van natuurkrachten handschoenen kunt dragen en een knal met de zweep kunt geven, maar echt zeker van je zaak ben je nooit. ‘According to our rules and with its own dynamics’, sprak de wetenschapper in Welt am Draht geruststellend.
Feigl stelt liever niet gerust. Het werk heeft de beschouwer nodig en als het goed uitpakt, loop je er ontdaan van weg. Enkel in nabijheid kun je hun betekenis doorgronden. Ze verbinden het functioneren met het falen, de grootsheid met de nietigheid, het eeuwig doorgaan met het eindige. De essentie van het mens zijn ligt immers in dat speldenprikkenbestaan, even blazen en het is weg.
Toch waant de mens zich almachtig over de onzichtbare krachten van het heelal, de wetten van het bestaan. Mobieltjes en computers zijn ons dagelijks leven binnen gedrongen maar het zijn zwarte dozen, waarvan de werking onze kennis ver te boven gaat. We zijn enkel nog de gebruiker. Dat ‘niet begrijpen’ maakt ons machtelozer, al lijkt de mensheid de consequenties daarvan niet te willen beseffen.
De verwarring ten aanzien van beheersing en onmacht is een grote olievlek geworden, als de nevel in het heelal. Daarin schuilt het echte gevaar.We weten immers meer niet dan wel.