Catalogus Living Giving, Biënnale Gelderland
Inleiding: Iedereen is Gantenbein
Gelderland, grootste provincie van ons land. Arnhem is hoofdstad, Nijmegen het dichtst bevolkt en Apeldoorn, Apeldoorn waar ik als kind padden ving en kuilen groef, dat heeft het grootste oppervlak. Twaalf jaar jeugd in Apeldoorn, ben ik dan een Gelderlander? Of heeft de provincie me verlaten toen ik de grens overstak, naar Utrecht. Zit het bos van Apeldoo in mijn DNA, krullen de takken rondom mijn skelet, mijn handen als uitlopers, mijn mond als een rode appel die we kochten bij de kroondomeinen, naast paleis het Loo. Plaatsen als t Kip, Achterstehoek, Ede, Epe, De Tuut. Vossenpels. Née, ik ben geen Gelderlander, niemand is een Gelderlander. Hooguit een Achterstehoekster, een Apeldoornse. Voor even.
Het Wapen van Gelderland: Twee dubbelstaartige leeuwen met hun tong ver uit de bek, de mondholte felrood, krullerige manen. Fier rechtop houden ze een schild omhoog waarop twee exact dezelfde leeuwen staan afgebeeld die tegen elkaar op klauwen, spiegelbeeldig, de linker in goud en de rechter in zwart. Recent ingekleurd? Moluks? Zwarter dan roet? Boven het schild een hertogskroon.
We zijn allemaal Gantenbein
Ik ben de kleermaker uit Turkije. Vanmiddag was er een man in mijn winkel. Kapotte kleren? Het verlengen of verkorten van broeken, het inzetten van een rits? Née de man had niets anders bij zich dan het feit dat hij kunstenaar is. Dat bracht hij mee en dat legde hij op tafel tussen ons in. Hij vertelde over een eerder project dat hij had gedaan met een brief van Van Gogh als uitgangspunt. ‘When I give, I give myself.’ Mijn ziel leefde op, onze cultuur is vrijgevig. Met klanten praat ik over de kleuren van het garen, over het herstel van kleine of grote gaten. Stoppage. Nu las de kunstenaar een stukje uit de brief van Van Gogh voor. ‘Tegen het blauwe fond schitterden de sterren, helder, groenig, geel, wit, lichtroze – helderder, fonkelender, meer als edelstenen dan bij ons – zelfs meer dan in Parijs.’ Van Goghs brief van 3 of 4 juni 1888. Ja, vaak als ik mijn winkel uitstap is het al donker en dan besef ik dat deze maan en sterren ook de bergen in Turkije beschijnen.
Het universum is groot
Ik laat de kunstenaar een foto zien van het land waar ik vandaan kom. We voeren een fotogesprek, een dialoog met beelden. De kunstenaar Simon van Til legt uit dat hij de werkelijkheid dupliceert als mogelijkheid om dichter bij die werkelijkheid te komen. Ik repareer, hij verdubbelt. Ik trek lange draden omhoog bij het rijgen van het garen.
Het uitrekken van de tijd.
Nu hangt er een rechthoekige gele zon in mijn naaiatelier. Plus twee foto’s, identieke foto’s.
Iedereen is Gantenbein.
De roman Gantenbein van Max Frisch is een zoektocht naar de werkelijkheid waarbij de verteller ‘geschiedenissen aanpast als kleren’. De oorspronkelijke titel is Meine name ist Gantenbein. De roman is een verwarrende rollercoaster van ervaringen waar de ik-persoon in ervaringen duikt om ze vervolgens weer los te laten en een nieuwe rol te beproeven. Door een pikzwarte bril ervaart hij het leven van een blinde, voelend en luisterend. Het zijn fictieve levens die hij aanpast. Uitprobeersels. Ik stel me voor.
’De werkelijkheid kan alleen maar omzichtig van verschillende kanten worden benaderd’, schrijft Frisch. Hij betast de werkelijkheid middels een voorstelling van mogelijke levens. Mogelijke realiteiten.
Net als Gantenbein verzamelen we allen realiteiten. Onbekende gebieden. Door te lezen, op reis te gaan, in gesprek te gaan, in een echte uitwisseling dan. Onbekende deeltjes plakken we aan de ons al bekende ervaringen. Zo breiden we onszelf uit, worden we zachter, toleranter.
‘Ik verlang er naar om kunst weer in de samenleving te plaatsen’ schreef Aernout Mik. Deze Biënnale is niet meer dan een mogelijkheid daartoe. Het museum uit, de artificiele muren achter zich latend, kunst vanuit een dialoog. De gelegenheid om met een rechter te spreken, een vioolbouwer, een bibliothecaris of een vrouw met een wild en vrij verleden. Heel gewoon dus eigenlijk. Het zou je buurman of buurvrouw kunnen zijn, alleen brengt de Biënnale de dialoog binnen de structuur van een expositie: een bewoner als gesprekspartner om te komen tot een kunstwerk. Twee mensen aan de praat met elkaar met nieuwsgierigheid als zout en peper. Een nieuw kunstwerk dat als een soort gekleurde kauwgumbel op dat leven wordt geplakt.
Een ander leven: ik stel het me voor. Ja daar komt het in mijn gedachten: buitenaards, misschien wel ondergronds. Kunstenaars zijn daar experts in. Een kunstenaar komt dan ook nooit met lege handen binnen. Eerder met een hoofd en lijf dat overloopt van verbeelding, van geestverrukking, vol schaduwbeelden, hersenschimmen, omtuimelend van illusies en obsessie. En wat te doen met de realiteit? Maar welke dan, die van jou of mag ik mijn eigen realiteit aanhouden? Wat is de grond onder mijn voeten? Kunstenaar peilen de realiteit. Ze nemen heel hun bagage mee naar de bewoners en in de handen die worden geschud ontstaan nieuwe vonken voor reeds gevormde gedachtengoed.
‘Je kunt alles vertellen, alleen niet je werkelijke leven’ vindt Stiller, een ander personage van de schrijver Max Frisch. ‘Ik heb geen taal voor de werkelijkheid’ Gantenbein, die geschiedenissen aanpast als kleren. Die ervaringen opdoet en er een verhaal uit melkt.
Een voorbeeld: De deur van de opslag valt achter je dicht. Je herinnert je nog de vrouw die haar fiets van het slot nam en weg reed. Onverwacht loopt ze daar in de opslag met een handdoek om zich heen geslagen. Ja, je kunt haar blossen zien, de imprint van een romige ontmoeting met haar minnaar. De aanblik van deze prachtige vrouw met natte haren in een handdoek snoept de rest van de dag door je gedachten. Aanleiding tot fantasie. Een denkbare realiteit.
Gantenbein, die geschiedenissen aanpast als kleren. Welke rol is urgent?
Voor Heidi Sincuba is dat zonneklaar. Ze schrijft: ‘It wasn’t long before the first white man came for me. Pasty, foreign and set to save me. And it wasn’t long before the first white man tired of me. Teaching me that I was more than I should be. And I looked down. With each white man who fancied himself the hero, I learned a better way of looking down.’
Urgentie, urgentie, Ik voel het tot in mijn botten, de noodzaak om de wereld te electrificeren met een meer open blik. Zwart. Een zwarte vanzelfsprekendheid. Ik heb beide oren nog, en hoor de commentaren, ik heb beide ogen nog, en zie de blikken. Maar de liefde is even urgent. ‘Toen sprak ze… Dit bewoog me en ik ontwaakte.’
‘‘Ik wou dat ze mij maar namen zoo als ik ben’, schrijft van Gogh in brief.
Het gesprek met de vioolbouwer stokte door liefdesverdriet van de kunstenaar. De geliefde had zich opgesloten in zijn hoofd wilde er niet uit, als een negatief van de werkelijkheid waarin ze juist de banden had verbroken. Te midden van de knellende band van het ontbreken, van iets dat weggenomen is, was het onmogelijk om iets toe te voegen, de wereld iets te geven. Een kunstwerk te maken. Kon de wereld hem dit keer iets geven, om verder te komen in deze vernauwde tijd?
Het is geen tijd voor ik-verhalen. En toch voltrekt het menselijke leven zich middels het individuele ik, of het valt in die ik te pletter, ik en nergens anders, daar is het leven, zo lezen we het in de boeken van Frisch.
Het is de tijd van samenwerken. ‘He catches the world on the move, he is a tenant of culture.’ Knippend, skypend, reizend, archiverend en benoemend komt Hendrickje Schimmeltot haar archief/collectie, als een heraut van de nieuw garde. Ze voorziet het einde van het papieren boek en roept de hulp in van anderen om Het laatste boek te maken. Straks mag de bezoeker daaruit weer zijn eigen boek samenstellen. Een gezamenlijke inspanning.
Of Ide Andre, die zijn intrek heeft genomen in de verwaarloosde tuin van een woongroep en samen met hen een schilderij wil maken. Niet door te schilderen maar door een barbecue te organiseren. Zijn schilderdoeken zullen de spetters van de barbecuesaus opvangen, de voetstappen van de bewoners, de sigarettenas die er op valt. Dingen als vanzelf laten ontstaan en zo de hiërarchie achter je laten. Living giving hoort bij deze generatie.
Wat is zinvol? Alles wat de spanwijdte van je denken vergroot. Wat heeft deze tijd nodig? Verdraagzaamheid. Openheid. Het gesprek. Dat leek me een vertrekpunt. Het gesprek, een kennismaking.
Living Giving.
Hanne Hagenaars, curator Biennale Gelderland
Deelnemende kunstenaars: Aline Eras, Danielle Lemaire, Fiona Lutjenhuis, Hanne van der Woude, Heidi Linck, Heidi Sincuba, Hendrickje Schimmel, Ide Andre, Kinke Kooi, Maison the Faux (Joris Suk en Tessa de Boer), Mounira Al Solh, Rinke Nijburg, Rudolf Romero, Simon van Til en Nazmiye Oral. Solo’s: Dorian Hiethaar, Ben Joosten, Gerard Koek, TADA projecten (Marije Vermeulen en Guido Nieuwendijk) en Lieven Hendriks & Jaap Kroneman.