Mister Motley #33 Over onze ouders
Jan Hoek, zoon van hoofdredacteur Hanne Hagenaars schreef de inleiding:
Een kunstenaar die uit een omgeving komt waar geen enkele mogelijkheid was tot kunst maken heeft al snel een streepje voor. Je kunt dan in interviews vertellen hoe je moeder je elke keer als je een tekening maakte, meenam naar een duiveluitdrijver, om vervolgens jarenlang enkel nog stiekem aan de binnenkant van je schoenen te tekenen. Het is dan gelijk duidelijk: jij bent kunstenaar omdat je nu eenmaal geboren bent met die diepgewortelde, borrelende scheppingsdrang, omdat het je gave is.
Mijn moeder is de hoofdredactrice van Mister Motley. Ook aan haar oprechte interesse voor kunst valt niet te twijfelen. Haar vader was een autoritaire militair en als klein meisje ging ze stiekem naar het museum om daar even verlichting te zoeken voor de verstikking van het gezinsleven. Tegen de wil van haar vader besloot ze haar passie te volgen en kunstgeschiedenis te studeren.
Juist omdat mijn moeder zo in de kunst zit, wou ik vooral niet iets in de kunst doen. Dat zou toch voelen als het zoontje van de directeur die gedurende zijn studietijd enkel cocktails drinkt en prostituees bezoekt met de creditcard van zijn vader, en later toch de fabriek mag overnemen.
Ik heb echt geprobeerd om andere dingen te doen, maar het is mislukt. Na mijn middelbare school heb ik eerst veel geschreven en voor tijdschriften gewerkt, maar op mijn 24ste besloot ik alsnog naar de Rietveld te gaan, de kunstacademie in Amsterdam waar mijn moeder toen nog lesgaf. Ik was dolblij toen bleek dat de aartsvijand van mijn moeder in de toelatingscommissie zat en besloot mij aan te nemen. Zo kwam ik in ieder geval niet binnen via de connecties van mijn moeder. Eenmaal op school besloot ik de eerste jaren zo min mogelijk over mijn moeder te vertellen. Ik wou op mijzelf staan en vooral niet het zoontje van zijn. Het voelde alsof ik me moest schamen voor mijn moeder in de kunst en op een gegeven moment was ik dat zat. Ook ik ben namelijk vanaf mijn geboorte bezig met dingen maken. Als kind tekende ik dagenlang enorme tekeningen van Teenage Mutant Ninja Turtles die orgies hielden met de sexy April. Tekeningen die mijn moeder niet altijd begreep, maar waar ze toch altijd enthousiast over was.
Mijn moeder heeft namelijk een hoop bijgedragen aan mijn liefde voor kunst. Ze nam me altijd al mee naar tentoonstellingen. Ze begon een tijdschrift over beeldende kunst voor jongeren, The dummy speaks, en stuurde mij als 14-jarige jongen naar kunstenaars om ze te interviewen. Ze was zoals het een goede moeder betaamt trots op al mijn prille kunstuitingen, ook al heb ik een jaar gehad dat ik enkel gemartelde paarden tekende om de meisjes in mijn klas te jennen.
Er zijn natuurlijk ook dingen lastig aan een moeder in de kunst. Zo plaatste ze ooit een foto van mijn bepukkelde puberrug op de voorkant van The dummy speaks en liet ze tijdens een lezing op de Rietveld, waar ik toen al op zat, foto’s zien van mij als jongetje gekleed in een heel klein onderbroekje in slaap gevallen in een ridderpak. Daar staat tegenover dat ik me nu vrij voel in mijn werk net zo veel compromitterende foto’s van haar te maken als ik wil. Ze zou er nog spijt van kunnen krijgen dat ze me niet naar de duiveluitdrijver heeft gebracht.
Ontwerp: Pot&vanderVelden