De mens is de maat van alle dingen (project voor Rijksvastgoedbedrijf, samen met Gijs Assmann).
Tijdens zijn vijf jaar durende reis met de HMS Beagle raakte Darwin diep onder de indruk van de inktvis met zijn kleuren die zich steeds aan de omgeving aanpassen. ‘These changes were effected in such a manner that clouds, varying in tint between a hyacinth red and a chestnut-brown, were continually passing over the body,’ schrijft hij in zijn notities.
De rijksoverheid is te vergelijken met een inktvis in die zin dat zij meekleurt met de tijdsgeest, en zo past ze steeds haar beleid aan. In de jaren ’70 waren kantoortuinen een nieuw opwindend experiment waarvan men dacht dat het tot meer openheid, samenwerking en betere communicatie zou leiden. Het gebouw van Centraal Beheer van de architect Herman Hertzberger in Apeldoorn gold als een spraakmakend voorbeeld. Het concept van de kantoortuin is in de jaren ’50 in Duitsland ontwikkeld en de grote ruimten waar medewerkers zonder scheidingswanden aan het werk waren kregen de veelbelovende naam Bürolandschaft of Großraumbüro.
Kantoortuinen komen en gaan. Onder het motto flexwerken komen de open ruimten nu weer terug in de kantoren. In onze tijden wordt het beleid vooral gestuurd door de tijdsgeest van efficiency en energiezuinig.
De norm is als volgt: in alle nieuwbouw en gerenoveerde panden van de overheid geldt dat er 0,7 bureau per ambtenaar beschikbaar moet zijn om te zorgen dat een bureau nooit onbemand en werkeloos staat. Dat levert een jaarlijkse besparing van 136 miljoen euro aan huisvestingskosten op.
Flexwerken is het nieuwe Simsalabim. Niet iedereen is daar gelukkig mee; op drukke dagen hebben ambtenaren soms moeite een plek te vinden. In krantenartikelen regent het klachten. Ambtenaren zijn niet het soort mensen dat massaal in opstand komt; een handdoekje op de stoel leggen om zo je plaats veilig te stellen is wel een uiterste. Een kwestie van wennen, zegt hogerhand.De plek waar we ons bevinden is de rechtbank van Noordelijk Nederland in Assen. Het voorste gedeelte is een neoclassicistisch gebouw dat in de jaren ’90 werd uitgebreid met een neorationalistische aanbouw van architect Wim Quist. In het hedendaagse streven naar efficiëntie werd in de afgelopen jaren besloten om het Rijks vastgoedbedrijf van Defensie (RVB) onderdak te bieden in een deel van het Quistgebouw. Studio Nuy van Noort kreeg de opdracht om de verbouwing te realiseren – de nieuwe werkplek wordt een flexplek.Zou een open kantoorruimte misschien het effect van zo’n café kunnen hebben? Architect Maartje Nuy heeft er alles aan gedaan om het aangenaam in te richten met stemmige kleuren en fijne stoffen. Misschien nog wat plantjes?Flexibele fotolijstjes? Kunst?Zowel de rechtbank als de RVB hebben een eigen collectie kunst en artefacten. Maartje Nuy opperde het idee om de kunstopdracht die bij de verbouwing hoorde eens anders in te zetten: om de bestaande kunstwerken op een interessante en verrassende manier te groeperen en zo een plaats in het gebouw te geven, om de collectie te recyclen tot een nieuwe artistieke werkelijkheid. En als het nodig is om die nieuwe eenheid te verwezenlijken mochten er verse werken aan worden toevoegd.
Kunstenaar Gijs Assmann en kunsthistoricus Hanne Hagenaars bedachten een plan om de collectie bestaande werken opnieuw te hangen waarbij een aantal toevoegingen het geheel een inhoudelijke basis te geven en de koffiecorners als ontmoetingsplekken zinvol aan te kleden.De mens is de maat van alle dingen. In de terechte zoektocht naar efficiënt gebruik van werkplekken bestaat het gevaar dat de mens knel komt te zitten in het systeem. Het flexwerken brengt (veel) regels en afspraken met zich mee, waar de nieuwe gebruikers vaak aan moeten wennen. Ook de clean desk policy vereist een ware omschakeling in het denken over prettig werken. Geen familiefoto’s meer die je bemoedigend toelachen, geen vaantjes en medailles die je trots herinneren aan de gelopen (halve) marathon. Naar ons idee zou de mens in alle omstandigheden centraal moeten staan; de medewerkers zijn immers het kapitaal van iedere instelling. En zo werd ‘De Mens is de maat van alle dingen’ het uitgangspunt voor de opdracht.
Gijs Assmann maakte een muurschildering in een van de vergaderruimten in het verbouwde gedeelte van RVB. Deze ruimte zien we als de motor van het kantoorwerk dat we zien als een grote overlegmachine. De muurschildering is de centerfold van de opdracht. Deze schildering, met als titel De mens is de maat van alle dingen, is gebaseerd op een tekening uit het boek Bauentwurfslehre. Dit boek van architect Ernst Neufert is een standaardwerk dat handelt over de maatvoering van gebouwen en stedenbouw. Hoe hoog moet een tafel zijn zodat je er prettig aan kunt werken? Hoe maak je een stoel comfortabel of juist actief? Als docent aan de Weimarer Bauhochschule startte Ernst Neufert vanaf 1926 met het verzamelen van informatie over afmetingen van bouwelementen, met het oog op praktische toepassing in de bouw. In 1936 volgde de eerste publicatie. Het boekwerk bevat gedetailleerde tekeningen die informatie verschaffen over de maten die je het beste kunt gebruiken voor zowel meubels als indelingen, allen gebaseerd op de menselijke ergonomie. Mit dem Menschen als Maß und Ziel. Het boek is daarmee een gedroomd hulpmiddel voor architecten en stedenbouwkundige planners.
In de muurschildering van Gijs Assmann staat een mensfiguur centraal. De figuur is afgebeeld in zijaanzicht en staat in verbinding met diverse materialen, voorwerpen en levende wezens. Deze onderdelen zijn middels horizontale lijnen verbonden met de verschillende delen van het lichaam. Deze compositie verwijst zowel naar de rationele ordeningen uit het boek van Ernst Neufert als naar de legenda in atlassen en biologische naslagwerken.De voorwerpen in de muurschildering zijn deels symbolen, deels beeldrijm en deels bedoeld als visuele rebus. Zo is de schaar verbonden met de ogen en te lezen als een formele beeldovereenkomst, maar het gewicht dat verbonden is met het hoofd is wellicht een reflectie op ‘het gewicht’ dat wij hechten aan intellect en het rationele. Tegelijkertijd vormt het geheel van voorwerpen links en rechts van de figuur een nieuw beeld dat, als een stilleven, een representatie is van de wereld die ons als mensen omringt, en waar wij ons mee hebben te verhouden. Objecten, materie en dieren als medeschepselen, geordend naar de anatomie van de mens.Het ordenen van de collectie.
Tijdens zijn reis met de Beagle zocht Darwin naar een manier om over kleuren te kunnen communiceren. Tegenwoordig kunnen we met kleurcodes in cijfers en de bijbehorende stalen een kleur vrij exact aanduiden. Maar in de periode vóór de fotografie, met imperfecte druktechnieken, zocht men naar een methode om een kleur te duiden. Want hoe kun je weten welke kleur blauw iemand bedoelde, hoe kon je communiceren over een kleur?Net als andere westerse natuuronderzoekers vertrouwde Darwin op de gids van Patrick Syme, Werner’s nomenclature of colours. Werner was een beroemde mineraloog en geoloog die een boek over fossielen schreef . Bijgevoegd was een schema om de mineralen te kunnen identificeren aan de hand van kern-karakteristieken zoals een beschrijving van de kleur, luster enz. De Schotse bloemenschilder Syme paste het schema over kleuren aan en gaf het in 1814 als een apart boek uit. Het is een van de vroegste pogingen om kleuren die vaak in de natuur voorkomen systematisch te beschrijven en te classificeren. Syme identificeerde in totaal 110 tinten, verdeeld over kleurenfamilies. Iedere kleur werd verbonden aan een referentie in de natuur middels voorbeelden van dieren, groenten, bloemen en mineralen die deze specifieke kleurnuance vertoonden. De kleur werd gevangen in taal, van parelgrijs tot broccoligroen. Arterial Blood Red staat er naast een vlakje met een rode kleur. Het wordt als volgt uitgelegd: Head of the Cock Goldfinch (het mannetje van de distelvink) en Corn Poppy (grote klaproos) en Cherry (kers). Dit tezamen moet de kleur bloedrood duiden. Flesh Red staat er naast een rozig vakje met de verwijzingen Human Skin, Larkspur, Heavy Spar (naam van een mineraal) en Limestone (kalksteen).In dit boek is kleur teruggebracht tot de maat van de mens; de kleuren worden beschreven aan de hand van zintuigelijke ervaringen in plaats van abstracte cijfercodes.
De heruitgave van dit boek hebben we in handen gegeven van ontwerper Tariq Heyboer. Hij kwam terug met het idee om de werken te groeperen op een kleur uit de Nomenclature en deze kleur er in grote zwarte letters op de muur bij te plaatsen. Ook stelde hij voor om af en toe de namen of de omschrijvingen van de kleuren als een gedicht op de muur te zetten. Prussian Blue Beaty spot on Wing of Mallard Drake.The Stamina of Bluish Purple AnemoneBlue Copper Ore.De herschikking van de collectie volgens het voorgestelde kleurensysteem is zowel op de werken van de rechtbank als op de collectie van het RVB toegepast. De objecten hebben we in de vitrines geplaatst, soms heel precies geordend, soms overvol, alsof het een kunstwerk van Franse Nouveau Réalisme kunstenaar Arman betreft. Leren tasjes van meetapparatuur van het RVB zijn op een rij van groot naar klein gehangen waarbij de onderzijde horizontaal is gelijnd, met daarbij de kleur Brownish Pitch.
Zonnen in het trappenhuisDe Britse filosoof Tim Ingold ziet het leven als een lappendeken die geweven is uit ontelbare draadjes, gesponnen door wezens van alle soorten. Leven betekent je weg vinden in deze wirwar van relaties, als een vlechtwerk van paden die voortdurend veranderen door de bewegingen die de mens maakt. In deze wereld is alles met elkaar verbonden. In zijn lezing over licht maakte hij een onderscheid tussen het ervaren van licht en de wetenschappelijke benadering van licht. In de wetenschap wordt het licht gemeten en benoemd in lichtjaren. Het is een oefening in abstract denken waarbij de hersenen kraken maar die de zintuigen links laat liggen. Wie in de avond naar de vlammen van een kampvuur tuurt ervaart het licht echter totaal anders, zintuigelijk. Je ziet de vlammen flikkeren en je voelt de hitte opstijgen. Je warmt er je handen aan.Deze twee verschillende systemen, twee benaderingen van het fenomeen licht liggen ten grondslag aan de twee zonnen die Gijs Assmann rond de twee ronde ramen in het trapgat bij het RVB heeft geschilderd. Een zon met simpele heldere rechte stralen verwijst naar de wetenschappelijke benadering en de warme flikkerende vlammen verwijzen naar het zintuigelijk ervaren van licht. Ook hier is de mens de maat van alle dingen, waarbij we maar willen aangeven dat beide systemen onmisbaar zijn.
Helemaal boven in weer een ander trappenhuis zijn alle werken van Jan Snoeck tezamen opgehangen. Zij vormen een nieuw publiek dat kijkt naar wat er allemaal gebeurt in deze gebouwen. In de top is een blinkend abstract masker van Leonie Schneider aan de muur geschroefd als verrassing voor wie naar boven klimt.Vaandels
De koffiecorners zijn de plekken waar mensen van de rechtbank Assen en Vastgoed Defensie elkaar ontmoeten. Hier staat men zwijgend naast elkaar of iemand vertelt over de tocht op de motor die eindigde in de sloot. Koekje? Hier hangen de superpositieve vaandels van Matthieu Rijnhout. Eigenlijk laten ze alles wat in deze wereld kan gebeuren opgloeien in een goudkleurig zonlicht. Ze zijn opzettelijk klunzig gemaakt en werken als een prachtig tegenwicht voor de perfectie van het nieuw verbouwde gedeelte. En iedereen kan zo’n vaandel maken, iedereen kan een positieve gedachte formuleren als tegengif voor de dagelijkse ergernissen waar we allemaal aan lijden.Weather is good, lazen we op een vaandel van rood glanzende stof, terwijl de regen tegen de ramen kletterde. Everything works, toen we net een schilderij uit onze handen hadden laten vallen. Nothing here is wrong.
Facsimile of ‘Werner’s Nomenclature of Colours: Adapted to Zoology, Botany, Chemistry, Mineralogy, Anatomy and the Arts,’ published by Smithsonian Books