Ernst van der Hoeven: Huis van verloren, vergeten en teruggevonden dingen
In zijn boek De onschuld van de voorwerpen heeft Orhan Pamuk het over de ‘spirituele dimensie van de leegte’. Verzamelaars beginnen altijd vanuit een vacuüm met verzamelen, schrijft hij. ‘Want ondanks mooie woorden over geschiedenis en herinneringen beginnen verzamelaars niet te verzamelen om de resten van een verleden te conserveren, maar om zichzelf een nieuwe identiteit en daarmee een nieuwe toekomst te verschaffen.’
Ernst van der Hoeven (1965) toont in deze expositie hoe verzamelen een tweede natuur kan worden. Hij verzamelt dwangmatig, maar niet op een doelbewuste manier. Zijn verzamelingen beginnen vaak als toevallige ontmoetingen.
Van der Hoevens belangstelling gaat uit naar dingen die weliswaar niet meer worden gebruikt, maar die de sporen van hun gebruik niet van zich af willen schudden: een achtergelaten mattenklopper, een zakdoek met monogram, verloren in de metro. Soms zijn de verzamelde dingen hard en weerbarstig, zoals de uitgeboorde kokers van een diamantboor, soms zijn ze zacht en zinnelijk, zoals het kinderwantje dat in een plas op straat werd gevonden.
Een verzameling wordt niet bedacht, maar ontstaat. Gevonden objecten herinneren aan gebruiken, locaties of personen en worden een schakel in de associatieve keten van eerdere verzamelingen. Zo ontstaat een hechte multiculturele familie van memorabilia en naturalia. Streekgebonden tradities, motieven of gebruiken blijken niet plaatselijk, maar grensoverschrijdend. Het voddenkleed is universeel. De verweerde vrouwenschoen van kurk die werd gevonden op een strand in Sicilië, roept het beeld op van een ander landschap. Hij is verbonden met een voettocht langs krom gegroeide kurkeiken in het Spaanse Estremadura. Tegelijkertijd verliest de schoen zijn onschuld, als herinnering aan Italiaanse glamour op een ansichtkaart van Capri.
Het uitgangspunt van de verzamelingen is een netwerk van morfologische dwarsverbanden, dat steeds meer verdicht. Van der Hoeven ontdekt telkens nieuwe families van kleuren, texturen, motieven en handschriften. Binnenshuis – het privédomein waar de kunst van het bewaren zich in stilte voltrekt – geeft hij de verzamelde objecten een nieuwe identiteit. Opvallend is dat de dingen zich in zijn huis niet opdringen; de kurken, gedroogde vruchten of matroeska’s lijken op te lossen in het door hem zorgvuldig geconstrueerde universum.
In de tentoonstelling ’Huis van vergeten, verloren en teruggevonden dingen’ verlaat Van der Hoeven zijn eigen vertrouwde ‘cabinet of curiosities’ en toont hij de buitenwereld voor het eerst zijn zienswijze en de onbedwingbare behoefte om de dingen in onzichtbare constellaties samen te brengen.
Op eenzelfde manier vormen de tailormade overhemden van zijn in Italië woonachtige vriend het symbool van Italiaans raffinement (‘fare la bella figure’). De in Rome, Milaan of Turijn op het lijf (‘su misura’) gemaakte hemden werden vaak al voor ze echt konden verslijten, ingeruild voor brandschone nieuwe exemplaren. Van der Hoeven verbaasde zich over de dwangmatige discipline van deze corporate dresscode, dat het kleinste roestvlekje of brandgat al als een onvolkomenheid beschouwt.
In het werk MILANO zien we hoe hij deze hemden een nieuw leven verschaft. Met hulp van zijn Noorse moeder weefde hij van de in repen gescheurde hemden een traditioneel voddenkleed, zoals hij die kent uit de door zijn moeder dierbaar gekoesterde voddenkleden die zij erfde van haar oma. Ze lijken een mensenleven samen te vatten. Uit respect voor de kwaliteit van het handgemaakte originele hemd slaat Van der Hoeven een brug tussen twee ver uit elkaar gelegen werelden: die van de representatieve corporale zakelijkheid in Milaan en die van het hem vertrouwde domein van landelijke Noorse huiselijkheid.
Ernst van der Hoeven: ‘Ooit zette een goede vriend van mij per ongeluk een hete pan op tafel en brandmerkte daarmee het tot dan toe ongeschonden eikenhout met een onuitwisbare zwarte schoeiplek. Ik schrok, vooral omdat het me boos en droevig maakte. Deze vriend leerde me op een meer filosofische manier naar deze brandplek te kijken. Als een bijzondere herinnering aan dat bewuste moment. Na zijn overlijden, jaren later is deze brandplek het mooiste souvenir dat je kunt bedenken’. De geschiedenis die in aan een object gaat zitten kleeft maakt het mooier, rijker. ‘Een versleten theedoek vindt ik prachtig. Slijtage onthult de onderliggende structuur, de productie en morfologie van het materiaal. De bezieling door het gebruik, dat probeer ik in deze expositie te laten zien.’
Naast eigen beeldend werk zal Ernst van der Hoeven zijn verzamelingen combineren met streekgebonden collecties van derden. Uit de omgeving van Diepenheim toont hij textiel, zoals je deze traditiegetrouw in vrijwel elke Twentse boerenlinnenkast kunt aantreffen. De linnen lakens zijn kunstig in hartvormige pauwenmotieven gevouwen en voorzien van rode of blauwe linten, de de wollen handgeweven onderrokken, in verschillende gestreepte tinten blauw, herinneren aan de rijke Twentse traditie van huiswevers, blauwververijen en illustere textielbaronnen zoals Ten Cate, Menko, en Gelderman.
Deze onderrokken — voor elke gelegenheid een andere kleur — tonen net als de boerenzakdoeken hoe volksgebruiken en rituelen aan de houvast gaven. Een speciale boerenkiel met feestelijk borduursel werd alleen gebruikt op de dag dat de boerenzoon per voet een koe naar de de Duitse veemarkt bracht. Net als in zijn eigen verzamelingen brengt Van der Hoeven hier nieuwe relaties samen met het belang van het streekgebondene, de herkomst van het object..
In deze zin zijn de verzamelingen van Ernst van der Hoeven een manier om herinneringen te bewaren en opnieuw te bezielen. Ze worden herboren in een huis van verloren, vergeten en teruggevonden dingen.
Gijs Assmann en Hanne Hagenaars