In kunstbesprekingen is de ’ik’ aan een onstuitbare opmars bezig. Sacha Bronwasser ontleedt de trend aan de hand van twee bijzondere publicaties.
- Cees Nooteboom: Wat het oog je vertelt — Kijken als avontuur (De Bezige Bij, 640 pagina’s, €39,99).
- Hanne Hagenaars: Geen Wolk — Hoe kunst mijn leven redde (Art Paper Editions, 232 pagina’s, €18,50).
Wanneer Cees Nooteboom over kunst schrijft — een tentoonstelling van Giorgio de Chirico in München bijvoorbeeld — neemt hij mij eerst mee de straat op. In München is het koud, de mensen zijn ’van onder tot boven in dier gekleed’ en de ’met zwaarden bewapende vrouwen op de monumenten nemen monsterlijke proporties aan’. Het is zondagochtend, ’alles is dus nog erger’. Alles — de koffiehuizen waar men al aan het bier zit, een lege verhoging voor een orkest, de menukaart die Nooteboom getrouw voor ons overschrijft — helpt mee om in de stemming te komen voor De Chirico, schilder van vreeswekkend lege pleinen en schaduwen als zwaarden. ’Er is dus al het een en ander met me gebeurd als ik in het Haus der Kunst naar binnen ga.’
Dat was in 1983. In Wat het oog je vertelt, een prachtig uitgegeven bundeling van Nootebooms teksten van de afgelopen 35 jaar over kunst, maakt hij deze retorische pirouette vaker. Wat er met hem gebeurt, overkomt ook de lezer. Die moet eerst een klein beetje Nooteboom wórden om als Nooteboom te kunnen kijken. Kunst kijken wordt een heel persoonlijke aangelegenheid, en het is bijzonder dat hij dat al zo vroeg en zo openlijk tentoonspreidde.
Want de ’ik’ is in kunstbesprekingen nog niet zo heel lang aan een opmars bezig. Het ’ik-tikken’ (zo genoemd door eindredacteuren die het tot begin deze eeuw verboden, behalve voor Cees Nooteboom) kwam na 2000 op kousenvoeten kunstbesprekingen in geslopen.
Was het de nieuwe eeuw? Het Nieuwe Narcisme? De informele blogstijl? Wat zou het; ook ik tikte eens ’ik’, ik weet nog precies wanneer (het was op 3 april 2003 en het ging over Ron Mueck). En nog een keer, en — spaarzaam, dat wel — nog eens. En merkte hoe prettig het was om me niet meer als een mediagetrainde voetballer achter ’je’ te verschuilen of helemaal onzichtbaar boven de kunst te hangen.
Wieteke van Zeil, die voor de Volkskrant kunstdetails bespreekt en daarin zichzelf effectief inzet (’Er zat me bij bloemstillevens heel lang iets in de weg: echte bloemen zijn mooier’), haalt in haar boek Dichterbij — kunst in details (2015) de ’beholder’s share’ van de cultuurhistoricus Ernst Gombrich aan: elk mens en elke generatie neemt zijn ’kijkersaandeel’ mee. Dus — al bedoelde Gombrich dat wellicht niet — ook de kunstschrijver, hoe objectief die ook probeerde te klinken. Dan maar beter hardop.
Boeken die nu over kunst verschijnen zijn zonder uitzondering persoonlijk van toon. Sandra Smallenburg (NRC Handelsblad) ging voor Expeditie Land Art (2015) op bedevaart langs landschapskunst in Amerika, Engeland en Nederland. Behalve de geschiedenis van die verstopte, overwoekerde of alweer van de kaart verdwenen werken van Donald Judd en Richard Serra c.s. beschreef ze ook haar ontoereikende gympies, gps-perikelen en stofwolken achter de auto. Dat werkte: het hielp om de afstand en de inzet die het vergde om die werken te bereiken te voelen.
Joost Zwagerman dan — wie las zijn laatste bundel kunstbesprekingen De stilte van het licht niet als één groot zelfportret? En eind september verschijnt Doorkijken — kunst voor het dagelijks leven van Volkskrant-collega Merel Bem, waarin kunst en ’ik’ nog dichter naar elkaar opschuiven. Wanneer kruisen kunst en leven, vraagt zij zich daarin af. Wat heb je eraan, op dagelijkse basis? Dichterbij kan het misschien niet komen.
Of toch. Want onlangs verscheen Geen Wolk — Hoe kunst mijn leven redde van Hanne Hagenaars. Deze kunsthistoricus, curator en oprichter van Mister Motley (ooit een kunstblad voor scholieren, nu een zeer actief onlineplatform) heeft een boek geschreven waarin kunst dient om haar demonen uit te drijven. Terloops, in korte hoofdstukken — anekdote, een gesprek, een herinnering, een gevonden foto — ontvouwt zich een somber beeld: een getraumatiseerde vader, een jong gestorven moeder, een zus ook al op het doodsbed, ’het restje familie spat uit elkaar’. Het ergste komt nog: een niet levensvatbaar kind, een meisje dat direct na de bevalling, ongezien, verdwijnt. Het schuldgevoel daarover, pas laat in het boek, kleurt alles wat je daarvoor hebt gelezen. Hoe houdt een mens dan het hoofd omhoog? De ogen open? Wat heeft dan in vredesnaam de kunst te bieden?
Het antwoord zit in de omgang met kunst van Hagenaars. Die is intensief. Ongefilterd. Een van de mooiste hoofdstukken gaat over een parel. De auteur koopt hem op een kunstveiling, ’een glanzende ronde parel die de kunstenaar in mijn huis gaat verstoppen’. Een intrigerend werkje en Hagenaars is kunsthistoricus genoeg om een paar verwijzingen (Yves Klein met zijn lege ruimtes, Tom Friedmans lege A4’tje getiteld 1000 Hours of Staring) te doen naar kunstwerken waarbij het werk zonder geloof erin uit elkaar dwarrelt. Maar dan breekt het moment aan dat de kunstenaar (Daniël Dennis de Wit) de parel komt verstoppen.
Met de parel rol ik het huis van Hagenaars binnen, zit aan haar tafel, drink haar thee, twijfel aan de eerlijkheid van de verstopper. En dan blijkt het verborgene een groots effect te hebben. ’Ik weet dat hij er is. Soms als ik de sleutel in het slot steek begint de parel al te fonkelen.’ Hagenaars besluit dat haar slonzige huis geen waardige omgeving voor het onzichtbare werkje is en roept de hulp in van haar ordelijke zoon om de bezem erdoor te halen. Acht vuilniszakken gaan eruit, tot het huis een oester is geworden.
Geen Wolk is een dapper boek. Het bespreekt kunst die buiten de kaders valt: de kunstenaars zijn niet al te bekend, de kunstwerken niet altijd aantrekkelijk, een groot deel van de beelden komt uit een schemergebied van privé-beelden, gevonden en mislukte foto’s. Het overstijgt de kunst, het gaat over kijken, kijken als redding.
Onvermoeibaar zet Hagenaars zichzelf ertoe om te kijken naar tekeningen die haar eigenlijk afschrikken, zoals die van Robbie Cornelissen, of trekt je gulzig mee in een boek over paddestoelen, ’die heerlijk sponzige wezens, zo aards en wellustig’. De noodzaak wordt duidelijk: er mag niets meer aan de aandacht ontsnappen. De kunst biedt geen oplossing, het is geen medicijn en geen therapie. Maar toont wel alternatieven, verbanden en ja: ook troost. Doordat Hagenaars haar ongefilterde ’ik’ met verve opvoert, voelt de lezer ook wat het kijken allemaal kan sturen. Er is vaak al het een en ander met ons gebeurd voordat we een kunstwerk ontmoeten. Doen alsof dat niet zo is, is doen alsof je blind bent.
lees meer+
lees minder-
Heske ten Cate: Een zee aan perspectieven, interview met Hanne Hagenaars
Mister Motley online
Toen jij mister Motley oprichtte koos je een ander discours dan het aanbod binnen de kunsten op dat moment in Nederland. Kun je deze behoefte kunst te verpersoonlijken toelichten in de context van 13 jaar geleden?
’Mijn doel met mister Motley was om zoveel mogelijk mensen te interesseren voor de hedendaagse kunst. Het leek me een goede manier om via levensthema’s de kunst in kaart te brengen en op die manier herkenbare aanknopingspunten te creëren.
Er werd veelal over kunst geschreven vanuit een kunsthistorisch perspectief, vanuit de context of de theorie. Ik vind dit allemaal zinvolle benaderingen, maar dacht ook: als je buiten de kunstwereld staat dan ken je deze taal en geschiedenis niet. Ik zocht naar een andere toon om te communiceren over kunst, soms vanuit de ik-vorm of via literaire verhalen die de ingang naar het kunstwerk zouden kunnen veranderen. Het dagelijks leven is een ruim begrip. Vanwege de thema’s hoopte ik dat mister Motley’s op onverwachte plekken terecht zou komen. Met sommige nummers is dat gelukt, het nummer Rondom de dood werd gekocht door een arts die in de palliatieve zorg werkte als geschenk voor al zijn medewerkers. De editie Het Kantoor belandde op koffietafels.’
In 2016 bracht je je debuut uit dat heet: Geen wolk, hoe kunst mijn leven redde. Waarom die titel? In welk opzicht heeft kunst jouw leven gered?
‘Voor mij was ‘Geen wolk’ een stap verder op de route van mister Motley, in plaats van een levensthema nam ik mijn eigen persoonlijke verhaal als ingang om kunst met het leven te verbinden. De ondertitel is sterk aangezet. Kunst is nooit een boei die je naar een drenkeling werpt die hem dan vervolgens in leven houdt, maar als we de ondertitel letterlijk nemen, dan heeft kunst op verschillende manieren mijn leven gered. In de eerste plaats vond ik in kunst mijn raison‑d’etre, een vol bestaan, dat geeft ongelofelijk veel kracht. Daarnaast zette het mijn grenzen open: boeken en beeldende kunst hebben mijn van huis uit meegekregen visie op de wereld uitgerekt en omgekeerd en dat maakte mij weer tot een ruimhartiger, fijner mens. Kunst geeft nooit een direct antwoord op vragen, in tegendeel. Een kunstwerk kan ervoor zorgen dat je visie zich 180 graden omkeert. Je staat in het zand te wroeten en ineens draai je je om en kijk je naar de zee. Kunst is voor mij die zee: wijds, zo vol mogelijkheden.
Ten slotte leerde de kunst mij op een abstracte manier naar het leven en de daarbij horende emoties kijken. Adriaan van Dis formuleerde het belang van boeken als volgt: ‘Als je een boek leest van de schrijver Juan Gabriel Vasquez dan begrijp je de donkere kanten van Colombia, als je dat leest begrijp je Zuid-Amerika beter, er zijn feiten maar je hebt ook emoties en inconsequenties en daar gaan romans over. Lees een boek en je begrijpt de wereld beter en mogelijkerwijs jezelf. Dat geldt ook voor beeldende kunst. Ik hoop met Geen Wolk te laten zien dat het uitstellen van een oordeel prettig is, dat twijfel en nuances je meer brengen dan (schijn)zekerheden.
Geen Wolk is een mix van persoonlijke verhalen en teksten over kunst die met elkaar verbonden zijn. Zo schrijf ik bijvoorbeeld over verlies en vervolgens over de rituelen die Sachi Miyachi ontwikkelde om hiermee om te gaan. Als uitgangspunt nam ze juist de lenterituelen die de vernieuwing van het leven vieren, ’om met de doden om te kunnen gaan moest ik weten hoe ik verder kon leven terwijl ik de doden dicht bij me hield.’ Of ik schrijf over de kracht van iets dat onzichtbaar is, zoals de parel die een kunstenaar in mijn huis heeft verstopt.’
(Meer lezen over Geen Wolk, lees hier het eerder gepubliceerde interview met Hanne Hagenaars over haar debuutroman)
lees meer+
lees minder-
Heske ten Cate: Geen Wolk, Hoe kunst mijn leven redde
Mister Motley, 6 februari 2017
’Ik leef nog en mijn leven glipt voorbij als een potje patience. Weer een dag, weer een dag. Wat heb ik vandaag gedaan, denk ik in paniek. Was het wel zinvol? De momenten van de dag laat ik door mijn gedachten glijden, als een snoer kralen, een rozenkrans. En ik probeer ze vast te houden, zin te geven, door alles vast te leggen. In verhalen en fotoalbums, in het maken van lijstjes en het vullen van een oude rolodex. Mijn leven = zoon Jan, 6 Dummy Speaks, 32 Motley’s, talloze verhalen en teksten, 10 fotoalbums en 2 rolodexen met foto’s en aantekeningen. Is dat alles op een hoop geveegd genoeg voor mijn bestaan? Of zijn het juist de ontmoetingen, de stille momenten, dat wat door de lucht zweeft dan mijn leven waardevol maakt?’ uit Geen Wolk – Hoe kunst mijn leven redde, door Hanne Hagenaars.
In het nog te verschijnen boek Geen Wolk – Hoe kunst mijn leven redde wordt het leven van Hanne Hagenaars opgetekend aan de hand van biografische verhalen en voor haar belangrijke kunstwerken die het leven aaneenrijgen.
Geen Wolk
Heske: Helemáál objectief is dit gesprek tussen ons niet. We kennen elkaar goed, zijn vrienden, en het voelt haast onwennig om je nu te interviewen, om een dictafoon onder je neus te leggen om je leven te bespreken. Het leven dat we normaal iets te luidruchtig in de trein bepreken, of aan jouw tafel met filterkoffie uit jouw Beatrixkoffiemok, omringd door jouw kunst. Dat gezegd hebbende, voelt het wel alsof ik je nog beter heb leren kennen na het lezen van Geen Wolk. Het boek dat straks iedereen kan kopen en lezen.
Laten we maar gewoon beginnen. Bij het begin. Je jeugd. Wanneer had je voor het eerst een betekenisvolle ontmoeting met een kunstwerk?
Hanne: ‘Ik fietste van de middelbare school naar huis en zag een affiche onderweg van een tentoonstelling van Fie de Ferrante in de Van Reekum galerij. Ik was getroffen door het beeld, ik zie het nog voor me, een portret met hele heldere lijnen. Ik heb me toen bij de redactie van de schoolkrant aangesloten om de kunstenaar te kunnen ontmoeten en werd een week later uitgenodigd door Fie in haar villa aan de Jachtlaan in Apeldoorn. Het was mijn allereerste ontmoeting met een kunstenaar. Als puber vond ik in kunst het verlangen naar iets waarvan ikzelf nog niet wist wat het was. In retrospectief weet ik dat het om een verlangen ging naar een wereld die anders was dan het milieu waarin ik opgroeide. Bij mij thuis ontbrak het volstrekt aan iedere vorm van cultuur. Muziek betekende: de radio uit. Er hing geen kunst bij ons thuis aan de muur. Ik was het buitenbeentje van de familie en zocht naar een eigen invulling van het bestaan. Die verdieping vond ik in de kunst en literatuur.’
Vonden jouw ouders dat niet vreemd of ongemakkelijk, moest je die nieuwe invulling verdedigen?
‘Niemand vond er wat van, ik was aan mijn lot overgelaten. En dat was prima.’
Onder andere door je jeugd ben je wars van mensen die jou vertellen wat je moet doen, maar ook de pretentie dat je leven door externe invloeden gered kan worden. De ondertitel van je boek is: Hoe kunst mijn leven redde. Uit jouw mond heeft dat gewicht.
‘Het is dik aangezet omdat ik ervan overtuigd ben dat wanneer je in je leven hebt gevonden wat je écht interesseert je beter weet wie je bent. En als je dat weet is je leven waardevoller. Binnen de kunst is een manier van denken opgesloten die je in je praktische bestaan verder kan helpen. Dat beschrijf ik bijvoorbeeld aan de hand van drie kunstenaars die ieder op een geheel andere manier met schaamte omgaan. Iedereen heeft last van schaamte. Ik heb er in ieder geval veel last van. Niet op alle gebieden; schaamte manifesteert zich altijd waar onzekerheid zit. In Geen Wolk bespreek ik de zandsculpturen van de Bhutaanse kunstenaar Passang Tobgay, die hij maakte naar aanleiding van iets dat hij in zijn verleden heeft gedaan waar hij zich nu heel erg voor schaamt. In het boeddhisme zegt men dat je schaamte niet te zacht moet aanvliegen, gewoon, voor de draad ermee. Het boeddhisme staat voor een ‘heel mens’ zijn, dus je gebreken maken net zo goed onderdeel uit van wie je bent als de successen die je boekt. Deze opvatting spreekt mij aan en heb ik toegepast in mijn boek: met mijn schaamte heb ik korte metten gemaakt door de verhalen gewoon maar op te schrijven. Straks wordt het boek uitgegeven en gelanceerd in het Stedelijk Museum Amsterdam; al tijdens het schrijven voelde ik de opluchting.’
Passang Tobgay
Loop je eerst rond met een persoonlijk thema, zoals schaamte, en zoek je daar kunst bij of vind je kunst die je confronteert en begin je dan te schrijven?
‘Wanneer ik me voorneem om een verhaal te schrijven over schaamte, dan kom ik bijna als vanzelf kunstwerken tegen die daarover gaan. Ik denk dat ik een soort magneet word voor de dingen waar ik op dat moment op scherpstel. Het lijken toevalligheden, maar het heeft te maken met een focus. Plotseling zie je het overal om je heen.
Een kunstwerk komt je geen pan soep brengen als je ziek bent, of je band plakken als hij lek is. Toch zeg jij dat kunst kan helpen bij allerlei problemen. Voor veel mensen zal dit soort hulp abstract aanvoelen.
‘Het heeft met de mentaliteit van kunst en kunstenaars te maken. Door de manier waarop Passang Tobgay via zijn zandsculpturen met zijn diepe schaamte omgaat kun je de kunstenaar en zijn kunst classificeren als voorbeeld. Meestal zijn kunstenaarsopvattingen niet echt gangbaar en wijken ze af van de heersende conventie. Tijdens mijn onderzoek las ik het weergaloos populaire boek ‘De moed van imperfectie’ van Brene Brown, die mondiaal als schaamtegoeroe wordt beschouwd. Zij adviseert de lezer om als je iets gedaan hebt waar je je bijzonder voor schaamt een vertrouwde vriend op te zoeken om het mee te bespreken. Een vriend die je niet uit zal lachen, af zal wijzen of de rug zal toekeren, maar je schaamte vol vertrouwen in ontvangst neemt. Brown geeft een veel praktischer advies dan de kunst, maar in mijn optiek blijft de schaamte op haar manier in stand. Kunstenaars zijn veel radicaler in hun opvattingen en stellen vragen bij de wortels van het probleem in plaats dat ze, zoals Brown, de wildgroei die uit de wortels voortkomt proberen te bestrijden. Hoewel iedereen soms behoefte heeft aan een klinkklaar antwoord is het leven nou eenmaal gecompliceerder. Ik hou van de verpakte vorm waarbinnen kunst tegen je praat en vind het een accuratere afspiegeling van de realiteit.
Kunst hóéft trouwens niet een direct antwoord te geven, soms word je simpelweg ontroerd door de schoonheid ervan en is dat al genoeg. Ik wil met dit boek niet het idee geven dat in alle kunst een antwoord schuil gaat, en ook niet zeggen dat kunst die dat niet heeft niet deugt. Geen Wolk gaat over kunst die een mogelijke oplossing op problemen formuleert, misschien gaat mijn volgende boek wel over puur formele kunst.’
Cover van het boek
Geen Wolk heeft een uitzonderlijke samenstelling. Hoe is het opgebouwd?
‘Het boek is een mengeling van vragen die ik mezelf stel, met als rode draad: Wat maakt het leven waardevol? En zit die waarde in concrete zaken, zoals het schrijven van verhalen, of uit het zich meer in abstracte elementen? In het boek stap je met zevenmijlslaarzen door mijn leven. Ik wissel autobiografische verhalen af met stukken over kunstwerken die dus een antwoord geven op de persoonlijke vraagstukken. Tussen de verhalen door zitten afbeeldingen van de kunstwerken die worden besproken en zijn er reeksen foto’s die ik zelf heb gemaakt, als aanvulling op de tekst. Een paar klassieke familiefoto’s, onder andere van mijn moeder, maar niet teveel en vaak vervreemdend, omdat er bijvoorbeeld een persoon van de foto is geknipt. Toen mijn uitgever mijn aangeleverde beelden voor het eerst zag keek hij heel lang en zei hij: ’Naja, het zijn natuurlijk niet echt foto’s.’
Hij bedoelde, en daar heeft hij helemaal gelijk is, dat het geen professionele kunstfotografie is. De beelden zijn niet bedoeld als losstaande autonome foto’s; ze werken alleen in een reeks en binnen de context van het boek. Ik heb ontzettend lang gepuzzeld voordat de beeldenreeks naar wens was, omdat foto’s intuïtiever werken dan tekst. Het moet ’kloppen’, ook al is de volgorde niet chronologisch, onlogisch zelfs, en gevoelsmatig. In gedachten maak ik een onzichtbare rode draad die stromend moet bewegen. Als het stroomt voegt beeld iets wezenlijks toe.’
Toen ik op de academie zat werd me aangeleerd hoe ik naar kunst moest kijken. Dit had nogal een romantische inslag: eerst kijken, zonder voorkennis of context, om te ervaren hoe de kunst je in beweging brengt. Na het kijken mag je het bijschrift lezen. Doe je dat eerder, dan vertroebelt het beeld en de emotie. Jouw boek stelt zo ongeveer het tegenovergestelde. Door alle kennis die je hebt vergaard over de kunstenaars waardeerde ik onbenullig kleine gebaren, omdat jij het verhaal erbij vertelt. Is Geen Wolk ook een pleidooi voor het opnieuw kijken naar kunst?
‘Binnen de manier waarop ik kunst kijk permiteer ik me gemiddeld veel vrijheid voor interpretaties denk ik. Hewald Jongenelis, een beeldend kunstenaar, zei ooit tegen mij: ’Ik kan jou wel uitleggen waar mijn werk over gaat, maar dan sta jij met mijn betekenis in je handen.’ Hoe GeenWolk is opgebouwd is een beetje paradoxaal. Enerzijds doe ik exact waar Hewald voor waarschuwt: ik interpreteer, maar wel op een losse en associatieve manier waarbinnen de lezer zelf ruimte kan innemen deze invulling weer van tafel te vegen, of anders in te kleuren. Ik hoop dat het boek laat zien dat je kunst op ontzettend veel manieren kunt bekijken, niet enkel binnen de context van de kunstgeschiedenis of het theoretisch debat. Mijn redacteur schreef: Wat ik het leukst vind is dat je de lezer niet eens zozeer leert kijken naar kunst, maar doet beseffen dat je echt kan nadenken over kunst en wat het bij je oproept.’
Hewald Jongenelis lijkt me ook wel een voorbeeld van een gulle kunstenaar. Er zijn kunstenaars die het minder op prijs stellen dat een boekenschrijver vrijelijk zijn/haar kunst interpreteert en bestempelt als levensreddend.
‘Dat is zo, maar die kunstwerken komen niet in mijn boek. Alle teksten zijn nagelezen door de desbetreffende kunstenaars en ze waren er tevreden mee. Sommige kunstenaars vonden mijn tekst een heel persoonlijke reactie op hun werk, maar dat lijkt me wel goed naast de andere verhalen die al over hun oeuvre worden geschreven. Ik verwacht overigens vanuit de kunstwereld wel kritiek op deze manier van kunst beschouwen.
In de kunst heerst nogal een taboe rondom het autobiografische, een taboe dat in de literatuur helemaal niet voorkomt. Ik interviewde eens een kunstenaar die lesbisch is en zij vertelde dat ze in haar jeugd de codes rondom liefde niet begreep. Dat forceerde haar heel goed om zich heen te kijken. Dit verhaal verklaarde grotendeels het subtiele, autonome karakter van de kunstwerken. Na het interview vroeg ze me het persoonlijke gedeelte niet op te schrijven. Ik vind dat jammer, omdat mensen zich er in kunnen herkennen en een dergelijk autobiografisch gegeven haar kunst verduidelijkt. Kunstenaars zijn bang dat hun werk door een autobiografische context eenduidig wordt, alsof ze hun leven illustreren, maar bij goede kunst is dat nooit het geval, omdat kunst er een abstracte transformatie aan geeft. In alle andere kunstdisciplines – muziek, theater, literatuur, opera en dans- heerst er geen enkele schroom om het persoonlijke als vertrekpunt te gebruiken en daar voor uit te komen.’
Je zegt dat je kritiek verwacht op je boek.
Omdat het boek zo persoonlijk is kan ik me voorstellen dat mensen in de kunstwereld zich tegen deze benadering keren, terwijl ik denk dat het goed is om vrijheid te nemen binnen de multi-interpreteerbaarheid van kunst. Vrijheid is van groot belang. Bij het maken van kunst én bij het kijken ernaar. Ik wil met mijn boek de relevantie van kunst laten zien en om dat te doen neem ik mijn eigen leven als voorbeeld.’
Ik zou bang zijn dat wildvreemde mensen lezen dat ik mijn vader geen fijne man vond. Jullie relatie komt vrij expliciet aan bod…
‘Gek genoeg maak ik me daar niet zoveel zorgen over. Een paar goede vrienden hebben Geen Wolk al gelezen en ik merk wel dat zij mij nu beter kennen dan ik hen. Ik ben niet zo onzeker over het autobiografische deel van het boek, omdat ik ervan overtuigd ben dat iedereen in zijn leven nare dingen meemaakt, als je erover zwijgt blijf je er geïsoleerd me opgescheept. Ik denk dat de wereld gebaat is bij meer openheid.’
Voor mijn gevoel leven we in een tijd waarin mensen vrij open zijn. Iedereen deelt zijn persoonlijk leed en mening met de wereld.
‘Dat klopt, alleen komen die verhalen volgens mij niet tot de kern en blijft het vaak bij strooien van comments. Toen ik het mister Motley begon voelde ik de noodzaak kunst aan het dagelijks leven te koppelen, omdat kunst vooral vanuit een meer formele of theoretische hoek werd beschouwd. Nu schrijven bijna alle kranten en bladen enthousiasmerende, persoonlijke verhalen over kunst, wat dat betreft is de hedendaagse tijdgeest inderdaad anders en ligt popularisering van kunst op de loer.
Toch blijven veel verhalen aan de oppervlakte.‘Er valt altijd een waanzinnige stilte’ heet een verhaal in Geen Wolk dat gaat over twee vrienden die hun tweeling verliezen, net na de geboorte. Na zo’n gebeurtenis valt die immense stilte, omdat niemand weet hoe je daarmee moet dealen. Zelf heb ik ervaren hoe lastig het is wanneer je er niet met mensen over kunt praten. Er sluit een imaginair vat; het gesprek verstompt. Deze vriend maakte foto’s van hun veel te vroeg geboren tweeling en drukte ze op groot formaat af om in het museum op te hangen. Mega confronterend en schitterend tegelijkertijd, omdat de beelden ervoor zorgen dat zonder het ongemakkelijke gesprek en de oorverdovende stilte je toch dat gesloten vat weer open zet.
Dit is en heel persoonlijk voorbeeld, maar bijvoorbeeld de kunst van Renzo Martens breekt op een andere schaal en met groot maatschappelijke engagement ook het gesprek open. Het gaat om de zeggingskracht van kunst op de momenten wanneer het gesprek stagneert. Ik ken geen andere kunstenaar die de mechanismen die onze wereld bepalen zo tot op het bot analyseert en ze tot de kern van zijn kunst maakt’
Voor wie heb je het boek geschreven?
‘Voor iedereen die van kunst houdt, of van kunst wil houden.’
En ook van jou wil houden? ‘Dat hoeft niet per se.’ Tijdens de Friday Night aanstaande vrijdag 6 mei presenteert Hanne Hagenaars haar nieuwe boek Geen Wolk, hoe kunst mijn leven redde. Tijdens de avond leest Hans Aarsman (fotograaf, schrijver) een introductie voor, bespreekt Miek Zwamborn (schrijver, kunstenaar) verschillende delen van het boek en is er een speciale performance van Geo Wyeth (kunstenaar). Vrije toegang met een entreebewijs voor het museum. Voor programma klik hier.