Marina de Vries: Half suiker, half zand (4 sterren)

de Volkskrant, 4 juli 2012

Het is al een tijd­je een feit. De grote Ned­er­landse gedoger is niet meer. Af en toe steekt hij zijn kop nog om de hoek. Dan smeekt hij om Mau­ro fat­soen­lijk te behan­de­len of om ons beroemde drugs­ge­doog­beleid in god­snaam in ere te houden. Voor de rest is hij een ruggen­graat­loze fop­figu­ur gewor­den, bijgezet in de annalen van de geschiedenis.

Niet voor niets is De Gedoger, een car­navalesk, piep­schuimen beeld van het kun­ste­naars­duo Sylvie Zijl­mans & Hewald Jon­genelis, uithang­bord van een bij­zon­der dubbel­pro­ject. Het siert de cov­er van mis­ter Mot­ley, het leuk­ste kun­st­blad van Ned­er­land, dit keer geheel gewi­jd aan de recente geschiede­nis van Ned­er­land. En het staat promi­nent in De Paviljoens in Almere, in een bijbe­horende ten­toon­stelling over de Ned­er­landse identiteit.

Sinds Máxima’s uit­spraak vijf jaar gele­den dat de Ned­er­landse iden­titeit niet bestaat, omdat die te veelz­i­jdig is om in één cliché te vat­ten, zijn we druk doende om het tegen­deel te bewi­jzen. De Ned­er­landse canon is in het lev­en geroepen, met vijftig items die iedere Ned­er­lan­der zou moeten ken­nen, zodat deze gedeelde geschiede­nis het fun­da­ment kan vor­men van zo’n geza­men­lijke identiteit.

In de voet­sporen van Máx­i­ma legt nu Hanne Hage­naars, hoof­dredac­teur van mis­ter Mot­ley en cura­tor van de ten­toon­stelling, een bom­met­je onder de canon, van­wege de valse schi­jn van een­voud, helder­heid en waarheid. In het mag­a­zine plaatst zij bij elk item, van WOII via de water­snoodramp tot Europa, een stoet aan ver­halen en kunst­werken die de abstracte geschiede­nis per­soon­lijk mak­en, die kant­tekenin­gen plaat­sen en rel­a­tiv­eren. Want geschiede­nis is alles behalve een sta­tis­che waarheid. Geschiede­nis veran­dert met de blik, de tijd, de poli­tiek, de persoon.

Dat wordt aan­gri­jpend duidelijk in het ver­haal van Hans Cit­roen over zijn liefde voor Bar­bara Starzyn­s­ka, opge­groeid in Auschwitz. Nooit had Cit­roen zich gere­aliseerd dat de plek waar zijn opa in een con­cen­tratiekamp had gezeten een lev­ende stad is, waar kinderen spe­len en opgroeien, tot­dat hij Starzyn­s­ka ont­moet. In een krankzin­nig woek­erende foto-instal­latie probeert hij het mee­do­gen­loos voortschri­j­den van de tijd tegen te gaan en de door de bevolk­ing uit­gewiste oor­logss­poren te behouden. Met post-its en tek­sten, met foto’s van toen en nu, vult hij de muren en mar­keert hij barakken, ruïnes, de asput­ten waarin nog alti­jd naar kost­baarhe­den wordt gezocht. Maar wat hij in zijn per­soon­lijke lev­en wel kan, de uiter­sten van de geschiede­nis mid­dels liefde ver­zoe­nen, lukt in de werke­lijkheid niet. Cit­roen moet accepteren dat de mensen van Auschwitz met andere ogen naar zijn geschiede­nis kijken.
Van alle onder­w­er­pen uit de canon slaan oor­log en de mul­ti­cul­turele dias­po­ra nog alti­jd de diep­ste lit­tekens in een mensen­leven, blijkt zow­el uit het blad als uit de ten­toon­stelling. De ten­toon­stelling over­lapt voor een deel met het tijd­schrift, maar vol­gt daar­bij haar eigen log­i­ca. Los­jes asso­ci­atief staan de werken bij elka­ar, niet als com­men­taar bij de canon, maar als kalei­do­scopisch beeld van de Ned­er­landse iden­titeit, waar­toe allang Turkse, Marokkaanse, Indone­sis­che en Suri­naamse mensen en kun­ste­naars horen. Col­lages, instal­laties en schilder­i­jen tonen hun ver­halen en hun blik, die soms rad­i­caal anders is, zoals de door Ned­er­landse kolonis­ten uit­ge­molken Javaanse boer van Natas­ja Kensmil.

Máx­i­ma zei het al. Ned­er­land is zow­el ramen zon­der gordi­j­nen zodat iedereen naar bin­nen kan kijken, als hecht­en aan pri­va­cy. In Almere te zien als: zow­el één benepen koek­je bij de koffie als de groot­sheid van de geest waarmee in de jaren zes­tig de anti-kun­st van Willem de Rid­der en Wim T. Schip­pers werd onthaald. Uit een hilar­isch tele­visiepro­gram­ma van toen blijkt dat de rij­dende pk’s, papieren con­stel­laties’, van De Rid­der onder poli­tie-escorte door de stad mocht­en rij­den, om van Ams­ter­dam een groot kunst­werk te mak­en. Zo’n respectvolle houd­ing van de macht­sheb­bers voor kun­st: ook dat is helaas geen onderdeel meer van onze identiteit.

Ook in Almere is de geschiede­nis lev­end en per­soon­lijk, de oor­log dicht­bij. Het meer dan lev­ens­grote schilder­ij van Ronald Ophuis over Sre­breni­ca (2005), met zijn vogelper­spec­tief op moslim­slachtof­fers, zuigt de kijk­er het schouwspel in. En veran­dert hem – anders dan het Ned­er­landse VN-bataljon des­ti­jds – van toeschouw­er in betrokkene. En net als je nadenkt over je eigen ver­ant­wo­ordelijkheid en boosheid oplaait over de Ned­er­landse missie, kan­telt het per­spec­tief, in de Dutch­bat­sol­daten­portret­ten van Friso Keuris. Zij waren erbij, jonge, naïeve man­nen, op zoek naar avon­tu­ur, net als onze vaders bij de poli­tionele acties in Ned­er­lands-Indië. Hun zwaar getek­ende blik veran­dert het oordeel op slag in mededogen.

Zo schi­et de ten­toon­stelling heen en weer tussen stand­pun­ten, tij­den en gemengde gevoe­lens, zon­der moraal of dwin­gende waarheid. Zo vor­men boek en ten­toon­stelling een prachtig plei­dooi voor geschiede­nis en iden­titeit als vloeibare entiteit­en, waar­toe een ieder zich voort­durend opnieuw moet ver­houden. En natu­urlijk voor de ver­beeld­ing die dat alles mogelijk maakt.

Een advies: nu maar weer eens ophouden met die Ned­er­landse iden­titeit. Op naar een actuel­er en nijpen­der prob­leem: de Europese identiteit.

lees meer +
lijn

Marina de Vries: Top drie exposities voor 2012

lees meer +
lijn