Sacha Bronwasser: Dat zie je vaker: Plastic-kunst
Waarom inspireert de ene milieuramp kunstenaars wel en de andere niet?
Indonesische bosbranden, smeltende poolkappen: allemaal vreselijk, maar bovenaan de lijst staat de plasticsoep. Het woord alleen al vormt een omineus deinende massa voor je geestesoog — een lekker visuele ramp. Ja, sorry. Dat leidt niet zelden tot dit: kunstenaars vissen plastic uit het water en doen er wat mee. Geen grote kunstmanifestatie de afgelopen jaren waarin de doppen, microbeads en vooral dat vermaledijde rondwaaiende plastic tasje niet opdoken.
Hanne Hagenaars en Heske ten Cate maakten voor Museum Het Valkhof Liquid Mountain, een expositie bedoeld om een educatieve opstelling over de plasticsoep te flankeren. Zij trappen niet in de valkuil van kunst-met-plastic-afval, maar springen er wel erg ver overheen. Hun vijf kunstenaars kijken in de toekomst: mensfiguren als groeisels van kunststof draden (Müge Yilmaz) of een in blacklight gedompeld laboratorium (Anna Bak). Droevige slapstick in de diaserie waarin Simon Sterling de motor van een houten stoombootje met het hout van het bootje zelf stookt, tot het zinkt. De imposante zwarte sculpturen van Karin van Dam lenen zich voor meerdere doemscenario’s; de wereld gaat aan zichzelf ten onder en we weten het. Paul Beumer maakt de meest bescheiden, maar ook de effectiefste presentatie: een plakkerige vloer die bij nadere inspectie bestaat uit afdrukken van vaag herkenbare voorwerpen. Een archeologische vindplaats uit 4016. Wacht, dat fluttige, die kreukelige structuur, het zal toch niet… tasje?